Structuurvisie en Bestemmingsplannen buitengebied gemeente Heerde

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011 2012.

De gemeente Heerde wil een structuurvisie en twee bestemmingsplannen opstellen voor haar buitengebied. Ter ondersteuning van de besluitvorming hierover is een plan-MER opgesteld. Een belangrijk deel van het buitengebied van Heerde wordt ingenomen door de geplande hoogwatergeul Veessen-Wapenveld. Hiervoor wordt door de provincie Gelderland apart een Rijksinpassingsplan met bijbehorende MER opgesteld.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor een besluit over de structuurvisie aanwezig is. Over het toekomstige bestemmingsplan Oost kan zij nog geen uitspraak doen, omdat daar nog geen concept van beschikbaar is.

De Commissie was van oordeel dat het MER niet alle essentiële informatie voor het Bestemmingsplan West bevat. De gemeente heeft daarop een mondelinge en een schriftelijke reactie gegeven. De reactie maakt duidelijk dat verschillende activiteiten, waarvoor de Commissie de informatie ontoereikend vond, niet met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Verder blijkt dat de gemeente aanpassingen in het bestemmingsplan wil doen waardoor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij beperkt worden. Ook wil zij een koppeling leggen met de Provinciale verordening Stikstof en Natura-2000. Hoewel het niet modelmatig onderbouwd wordt, kan de Commissie zich voorstellen dat bij een daadwerkelijke borging van alle genoemde maatregelen plus een strikte toepassing van de Provinciale Stikstofverordening geen toename van stikstofdepositie vanuit het plangebied zal optreden.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over deze m.e.r.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2504

Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Zundert

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011 2012.

De gemeente Zundert stelt een nieuw bestemmingsplan op voor het gehele buitengebied. In het nieuwe bestemmingsplan worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij en boomteeltsector nader uitgewerkt. Voor het vaststellen van het bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure doorlopen.

De Commissie is van oordeel dat het MER niet alle essentiële informatie bevat om het milieubelang een voldoende rol te kunnen laten spelen in de besluitvorming. De tekortkomingen betreffen:
· het ontbreken van inzicht in de kwantitatieve effecten op de bodem en de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en -kwantiteit;
· het ontbreken van een visie op de gewenste landschappelijke ontwikkeling van het buitengebied, en daarmee ook van een toetsingkader voor de beoordeling van de landschappelijke effecten van de ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de boomteeltsector.

De gemeente Zundert heeft vervolgens een aanvulling op het MER opgesteld. Met de aanvulling is naar het oordeel van de Commissie veel extra en ook bruikbare informatie voor de besluitvorming beschikbaar gekomen. Met name de suggesties voor maatregelen die kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan of in vergunningen acht zij waardevol.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over bodem, water, natuur en landschap ten behoeve van het op te stellen MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2514

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011 2012.

De gemeente Etten-Leur werkt aan het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. Voor dit bestemmingsplan wordt een plan-m.e.r.-procedure doorlopen omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten (zoals intensieve veehouderij en glastuinbouw) en mogelijk effecten heeft op Natura 2000-gebieden. Het milieueffectrapport dient ter onderbouwing van de besluitvorming over het bestemmingsplan.

Toetsing

De Commissie is van mening dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is. Uit het MER blijkt dat de milieueffecten, afhankelijk van het beschouwde aspect en alternatief, neutraal tot zeer negatief scoren. Op grond daarvan concludeert de Commissie dat de alternatieven niet tegemoet komen aan de hoofddoelstelling voor het bestemmingsplan. Met name de milieueffecten van het voorkeursalternatief en het worst- case alternatief zullen fors zijn. Uit de Passende beoordeling blijkt dat alleen bij het vastleggen van de huidige feitelijke situatie geen toename van stikstofdepositie te verwachten is.

Reikwijdte en detailniveau

De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport:

. een integrale visie op de gewenste ontwikkeling van het buitengebied, met duidelijk omschreven ambities, die kan dienen als toetsingskader voor de beoordeling van de alternatieven;
. inzicht in de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door beleid en regelgeving op het gebied van natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), bodem- en waterkwaliteit en waterkwantiteit, landschap, cultuurhistorie en geluid- en geurhinder;
. de maximaal mogelijke effecten van het voornemen op natuur, bodem en water, landschap, cultuurhistorie en leefomgevingskwaliteit. Neem een Passende beoordeling in het MER op wanneer significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie, met name ten aanzien van de aspecten bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2529

Bestemmingsplan Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen en Amerongen (OMMA)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2012.

De gemeente Utrechtse Heuvelrug stelt een nieuw bestemmingsplan buitengebied op voor Overberg, Maarn, Maarsbergen en Amerongen (OMMA). Het plan voorziet in agrarische ontwikkelingsmogelijkheden, recreatieve kwaliteitsverbeteringen en verbreding van de landbouw.

De Commissie adviseert o.a. om in het MER

. het scenario dat uitgaat van maximaal mogelijkheden voor agragische ontwikkeling te toetsen aan de beschikbare milieugebruiksruimte in het gebied.
. gezien de ambities van de gemeente op het gebied van landschap, natuur en recreatie, ook een alternatief te ontwikkelen dat naast agrarische ontwikkeling actief invulling geeft aan behoud en ontwikkeling van landschap, natuur en recreatie.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie, met name over water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2622

Directe wegverbinding Westerbaan met Meeuwenlaan te Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2012.

De gemeente Katwijk wil een oplossing voor de verkeersproblematiek in Katwijk en als onderdeel daarvan een permanente nieuwe verbinding tussen de Westerbaan en de Meeuwenlaan ‘de verlengde Westerbaan’ realiseren. De Commissie adviseert om in het MER in ieder geval de volgende aspecten uit te werken:
· een onderbouwing van nut en noodzaak door een kwantitatieve analyse van de verkeersproblemen en op basis hiervan een onderbouwing van de doelen;
· een onderbouwing van de in het MER te onderzoeken alternatieven;
· een onderbouwing van de gehanteerde referentiesituatie;
· de effecten van de alternatieven op woon- en leefomgeving;
· inzicht in de mogelijke gevolgen voor landschap en natuur, denk daarbij aan effecten op de EHS en het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide), de op te stellen Passende beoordeling dient herkenbaar in het MER te worden opgenomen;
· een samenvatting die als zelfstandig leesbaar document een goede afspiegeling vormt van de inhoud van het MER.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie, met name op het gebied van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2660

Bestemmingsplan Duinen, gemeente Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2012.

Omdat de bestaande plannen verouderd zijn, wil de gemeente Katwijk een nieuw bestemmingsplan vaststellen voor de duinen. Het plan zal consoliderend van aard zijn, maar de gemeente wil wel enige ontwikkelingsruimte bieden voor de bestaande functies. Om na te gaan hoe dat zich verhoudt tot het beschermingsregime dat geldt voor de Natura 2000-gebieden Coepelduynen en Meijendel & Berkheide is een plan-MER opgesteld met een Passende beoordeling.

Toetsingsadvies
De Commissie vindt dat het MER en de Passende beoordeling de essentiële informatie bevatten om een besluit over het bestemmingsplan te kunnen nemen waarin het milieubelang volwaardig wordt meegewogen.

Het MER en de Passende beoordeling beschrijven systematisch en zorgvuldig welke (gebouwde) functies in het gebied aanwezig zijn en welke uitbreidingsruimte het bestemmingsplan geeft ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen (inclusief de latere artikel 19-besluiten).
Het wordt afdoende aannemelijk gemaakt dat de activiteiten die het bestemmingsplan vastlegt, niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de aangrenzende Natura 2000-gebieden. Ook de overige milieuaspecten komen in het MER toereikend in beeld.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie mer, met name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2717

Begeleiding Integrale aanpak Noordelijke Vaarverbinding (NOVA) tussen Hondshalstermeer en Blauwe Stad in combinatie met robuuste verbindingszone

In opdracht van Provincie Groningen, in 2009-2011.

De provincie heeft het initiatief genomen tot het opstellen van een integraal plan voor het Nieuwe kanaal Midwolda-Nieuwolda om de functies van het Nieuwe kanaal, zoals genoemd in het Provinciaal Omgevingsplan, te weten vaarverbinding en robuuste verbindingszone op elkaar af te stemmen. Yvonne van Manen is vanuit de afdeling Landelijk Gebied en Water projectleider voor de robuuste verbinding.

Heechhout Wirdumervaart

In opdracht van Dorpsbelang Wirdum-Swichum, in 2010-2011.

Dit project is als onderdeel van een wandelroute voorbereid door Ingenieursbureau De Overlaat en door Dorpsbelang Wirdum-Swichum ingediend als ‘wijkidee’ bij de gemeente Leeuwarden. Bij de verkiezing van wijkideeen begin 2011 kwam het als eerste uit de bus. De kosten zijn begroot op circa € 20.000,-. Hiervan wordt € 15.000,- gedekt vanuit wijkidee en € 5000,- vanuit Plattelânsprojekten. Het project is in 2011 gerealiseerd.

Westelijke Randweg Waddinxveen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De gemeente Waddinxveen wil een besluit gaan nemen over het bestemmingsplan, dat de verdere aanleg van het natuur- en recreatiegebied Bentwoud mogelijk maakt. In dit bestemmingsplan wil de gemeente ook ruimte reserveren voor een tracé voor een toekomstige westelijke randweg om Waddinxveen als alternatief voor de routes via de N455 (problemen met de leefbaarheid in de kernen) en de N207 (capaciteitsproblemen). Omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor deze m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen ten behoeve van de tracékeuze. De Commissie adviseerde onder andere in het plan-MER een volwaardige extra variant uit te werken, waarbij door middel van een lagere ligging en inpassingmaatregelen de effecten op natuur, recreatie en leefomgeving maximaal worden beperkt. Dit alternatief loopt door het toekomstige Bentwoud.

In het MER zijn de milieueffecten van verschillende begrenzingen van het Bentwoud en een aantal verkeerskundige alternatieven onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de milieugevolgen voor (toekomstige) natuur en landschap, maar ook voor de woningen langs het Noordeinde (leefomgeving) sterk verschillen. De Commissie concludeert dat met dit onderzoek voldoende milieu-informatie aanwezig is om een besluit over het bestemmingsplan te kunnen nemen.

Het MER bevat geen onderzoek naar verschuivingen van lokale en regionale verkeerstromen. Uit het MER blijkt wel dat zonder aanpassing van het wegennet in Waddinxveen de verkeersdrukte over het geheel lager is, dan bij een opgewaardeerd Noordeinde of een randweg. Dit komt waarschijnlijk doordat dan geen (extra) doorgaand verkeer wordt aangetrokken. Alternatieve routes voor dit doorgaande verkeer zijn in het MER niet onderzocht. Uit de zienswijzen blijkt dat omwonenden hier wel veel vragen over hebben. De Commissie adviseert daarom om eerst de (toekomstige) verschuivingen van lokale en regionale (doorgaande) verkeerstromen goed te onderzoeken en daarna pas een definitief besluit te nemen over de aanpassing van het wegennet in Waddinxveen.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij de advisering, met name voor de mogelijkheden van inpassing van het wegontwerp en de gevolgen voor waterhuishouding, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2330

Verplaatsing agrarische bedrijven Nieuw Buinen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

Vier agrarische ondernemers hebben het voornemen om hun bedrijven (twee vleeskuikenbedrijven, een akkerbouwbedrijf en twee melkveehouderijen) te verplaatsen naar nieuwe locaties, gelegen aan de Tweederdeweg Zuid te Nieuw Buinen. Tevens hebben zij het voornemen om aan de Tweederdeweg Zuid gezamenlijk een biovergistingsinstallatie (of energiebouwblok) te realiseren. Voor één van de bedrijven moet een omgevingsvergunning worden afgegeven waarvoor een besluit-m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Ter onderbouwing van de besluitvorming over het bestemmingsplan en de genoemde omgevingsvergunning heeft het bevoegd gezag ervoor gekozen een gecombineerd plan-/besluit-MER op te stellen.

De Commissie heeft het gecombineerde MER getoetst. Volgens de Commissie is in het MER niet voldoende informatie voor de besluitvorming aanwezig. Omdat in het MER niet consequent is omgegaan met de ontwikkelingen die zich sinds de startnotitie hebben voorgedaan, mist het MER vooral een eenduidige beschrijving van voornemen, huidige situatie en autonome ontwikkeling, en de daarbij horende effectbeschrijving. Ook de Passende beoordeling is daardoor onduidelijk. Verder mist voor pluimveehouderij Jansen (het besluit-m.e.r.-deel) de beschrijving van inrichtingsalternatieven, het meest milieuvriendelijk alternatief en de kwantificering van milieu-effecten. Het bevoegd gezag heeft aangegeven de plan-m.e.r.-procedure voor de wijziging van het bestemmingsplan en de besluit-m.e.r.-procedure voor de omgevingsvergunning weer te splitsen en de Commissie over beide rapporten opnieuw om advies te vragen.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie, met name over natuur en landelijk gebied.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2306

Realisatie van het groengebied De Omzoom, gemeente Zaanstad

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De gemeente Zaanstad wil haar bestemmingsplan voor het gebied De Omzoom aanpassen. Dit overwegend landbouwkundige gebied wil zij omvormen tot een groen recreatiegebied, bestaande uit 150 ha groengebied, waarvan 12 ha waterberging, 9 ha sportvoorziening en mogelijk een recreatie/kinderboerderij.

Richtlijnenfase
De Commissie adviseert in het MER vooral aandacht te besteden aan een visie op de ontwikkelingsmogelijkheden in het gehele bestemmingsplan (300 ha) die inzichtelijk maakt welke doelstellingen waar prioriteit hebben. Dit is relevant, omdat het voornemen (groengebied) maar een deel van het gebied beslaat waarvoor het bestemmingsplan wordt aangepast. Vanuit die visie is een onderbouwing nodig van de totstandkoming van het ontwerp inrichtingsplan, de milieuoverwegingen daarbij en welke vrijheidsgraden nog resteren. Ook vraagt de Commissie om een beschrijving van de milieugevolgen op basis van het bestemmingsplan als geheel, met nadruk op landschap en cultuurhistorie.

Toetsing
De Commissie is van oordeel dat het MER over het algemeen een goed beeld geeft van de milieugevolgen van het plan. Inzake de bezoekersaantallen en de effecten voor natuur en cultuurhistorie heeft zij voor enkele punten (in een voorlopig toetsingsadvies) om aanvullende informatie gevraagd. De gemeente heeft die informatie aangeleverd in de vorm van een Aanvullende notitie. Daarna heeft de Commissie een positief toetsingsadvies uitgebracht.

Robbert de Vries adviseerde in beide fasen, met name vanuit inrichtingsaspecten en vanuit bodem en water.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2283

Ring Utrecht

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009-2011.

Verbeteren van de doorstroming van verkeer in de provincie Utrecht, waarbij de nadruk ligt op het oplossen van de knelpunten op het wegennet rondom Utrecht. Yvonne van Manen was betrokken bij de advisering over de m.e.r.

De Commissie adviseerde in haar richtlijnenadvies om in het MER:
* een verkeerskundige probleemanalyse uit te werken en daaruit een integrale bereikbaarheidsdoelstelling af te leiden;
* de omgevingsdoelen voor ruimtelijke kwaliteit verder uit te werken; in een gebiedsgewijze benadering de (ruimtelijke) belangen en kansen tegen elkaar af te wegen;
* de systematiek van de Zevensprong van Verdaas te hanteren;
* op basis van de hoofdalternatieven één of meerdere voorkeursalternatieven en een meest milieuvriendelijk alternatief samen te stellen;
* aan te geven waar kansen, belemmeringen en beperkingen liggen voor de realisatie van omgevingsdoelen en de inpassing van infrastructuur.

De Commissie heeft het MER 1e fase getoetst en concludeert dat voldoende informatie aanwezig is om een besluit te kunnen nemen over een voorkeursalternatief. Het MER vormt een goede basis voor het vervolgproces van de tweede fase. Het proces van trechtering van alternatieven is inzichtelijk beschreven. De verkeerskundige onderbouwing van de probleemanalyse en de alternatieven is consistent uitgewerkt. Belangrijke conclusies uit het MER zijn:
* in fase 1a valt het alternatief ‘Spreiden’ in de vorm van een extra regionale ringweg af;
* de alternatieven OV+++ en KvU scoren positief op de omgevingsdoelstelling door lagere verkeersintensiteiten. Deze alternatieven worden in fase 1c niet verder uitgewerkt, omdat ze niet voldoen aan de NoMo-streefwaarden;
* de relatief zware invulling van prijsbeleid in het alternatief KvU leidt tot een aanzienlijke afname van het autoverkeer (en de filezwaarte) op het HWN;
* indien er geen op maat gesneden maatregelen aan de weginfrastructuur ter plekke worden getroffen, blijft de A27 Utrecht-Noord – Lunetten in de spits een probleemtraject;
* de wegalternatieven voldoen zonder uitvoering van mitigerende maatregelen niet aan de omgevingsdoelstellingen. Het uitwerken van mitigerende maatregelen voor geluid, luchtkwaliteit, gezondheid, externe veiligheid, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie en recreatie vormt daarom een belangrijk aspect voor de tweede fase van het MER.

De Commissie adviseert bij de keuze voor het voorkeursalternatief aan te geven hoe de omgevingsdoelstelling zich verhoudt tot de bereikbaarheidsdoelstelling. Daarnaast adviseert de Commissie aan te geven op welke wijze maatregelen en varianten die in het trechteringsproces van de eerste fase zijn afgevallen een plaats kunnen krijgen in de tweede fase of in het VERDER-programma. Het gaat daarbij om die maatregelen en varianten die op basis van de informatie uit het MER een positieve bijdrage kunnen leveren aan de bereikbaarheidsopgave van de regio en die een positief effect hebben op de leefomgeving. Indien maatregelen of varianten noodzakelijk zijn om de omgevingsdoelstelling van het project Ring Utrecht te behalen, zullen ze expliciet in de tweede fase moeten worden opgenomen.

Ring Utrecht 2e fase, onderdeel A12/A27

Op basis van de informatie uit de eerste fase is een voorkeursalternatief gekozen. In de tweede fase worden de effecten van het voorkeursalternatief inzichtelijk gemaakt. De Minister van I&M heeft, mede namens de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht, de Commissie m.e.r. gevraagd om een advies over reikwijdte en detailniveau van het MER voor de tweede fase.

Voor de tweede fase is het project gesplitst in 2 delen:

* De A12 en A27; hierover moet de Minister van I&M een Tracébesluit nemen;
* De Noordelijke Randweg Utrecht; hiervoor moet de gemeenteraad van Utrecht een bestemmigsplanwijziging vaststellen.

De Commissie beschouwt als hoofdpunten voor beide MER-ren in de 2e fase:

* een beschrijving van de verkeers- en de omgevingsdoelstelling en toetsing van de varianten aan deze doelstellingen in 2030;
* een transparante weergave van het selectieproces van de voorkeursvariant en de afwegingen die daarin worden gemaakt;
* de milieueffecten inclusief de cumulatie van gelijksoortige effecten van verschillende bronnen;
* visualisaties van de kansen en mogelijkheden om de leefomgevingskwaliteit te laten verbeteren;
* een goede samenvatting.

De Commissie gaat in het advies uitvoerig in op het selectieproces van de uiteindelijke variant. Ook adviseert de Commissie voor de A12 / A27 en de Noordring eenzelfde systematiek te volgen. Zo blijft de onderlinge samenhang gewaarborgd.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2505

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2506

Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas en MER Bentwoud

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2001 2003 2008 2011.

De provincie Zuid-Holland, de Dienst Landelijk Gebied , de gemeente Rijnwoude en de gemeente Waddinxveen zijn bezig met de ontwikkeling en aanleg van het natuur- en recreatiegebied Bentwoud. Het Bentwoud is gelegen in de gemeenten Rijnwoude en Waddinxveen. De gemeenten passen hun bestemmingsplannen aan waarbij m.e.r.-procedures worden doorlopen. Een eerder opgesteld MER is daarbij geactualiseerd.

De Commissie is van oordeel dat het geactualiseerde MER voldoende informatie bevat voor de besluitvorming over het Rijnwoudse deel van het gebied. Voor het Waddinxveense deel van het gebied is alleen voldoende informatie aanwezig indien geen randweg in het gebied gerealiseerd zal worden.
De Commissie geeft aanbevelingen voor een verdere actualisering van het MER indien wordt besloten een randweg aan te leggen, daarnaast geeft zij aanbevelingen op het gebied van natuur, water, evaluatie en beheer. De Commissie heeft ook een geactualiseerde versie van het MER voor het Waddinxveense deel van het Bentwoud getoetst. Zie voor onder het project Westelije randweg Waddinxveen.

Robbert de Vries is vanuit de Commissie betrokken geweest bij al deze toetsingen, met name vanuit de aandachtsvelden inrichting, bodem en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1161

Natuuropgave Krimpenerwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2011.

De Strategiegroep Veenweidepact Krimpenerwaard heeft het voornemen om circa 2450 hectare nieuw begrensde natuurgebieden te realiseren in de Krimpenerwaard. Om dit mogelijk te maken worden de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk en Vlist gewijzigd. Voor het besluit hierover is de milieueffectrapportage (m.e.r.)- procedure doorlopen. Coördinerend bevoegd gezag is de Gemeente Nederlek.

In haar richtlijnadvies heeft de Commissie aanbevolen om in het MER een landschapsecologische gebiedsanalyse voor de Krimpenerwaard op te nemen en op basis van deze analyse de allocatie, haalbaarheid en wenselijkheid van natuurdoeltypen te bepalen.

De Commissie is van oordeel dat voor het vaststellen van de in het MER voorgestelde natuurbegrenzing in de bestemmingsplannen voldoende milieu-informatie beschikbaar is. Het MER is niet samen met de (voor)ontwerpbestemmingsplannen ter visie gelegd. Daardoor is nog niet te beoordelen of het MER hieraan ten grondslag kan liggen. Voorafgaand aan de besluitvorming zal het bevoegd gezag moeten vaststellen of het MER ten grondslag kan liggen aan het besluit, danwel dat er nog een aanvulling op het MER nodig is. De initiatiefnemer heeft in een mondelinge toelichting aangegeven dat zeer waarschijnlijk delen van de Groene Ruggegraat, waar het voornemen onderdeel van uitmaakt, een andere invulling gaan krijgen dan oorspronkelijk. Het is dan ook niet uit te sluiten dat een ander dan nu in het MER beschreven alternatief, daadwerkelijk in de plannen zal worden opgenomen. Dit leidt niet op voorhand tot essentiële tekortkomingen in het MER. Indien een heroriëntatie op de inrichting plaatsvindt, ontbreekt mogelijk essentiële informatie in het MER voor het meewegen van het milieubelang. De Commissie adviseert in die situatie het MER aan te vullen met:
• een of meerdere alternatieven die passen bij de herziene inrichting;
• en daarbij tevens de systeemanalyse te verfijnen om de precieze allocatie en inrichting van bepaalde natuurtypen, zoals botanisch grasland te onderbouwen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2010

Bestemmingsplan Buitengebied Gennep

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Gennep wil haar bestemmingsplan buitengebied herzien. Vanwege de nabijheid van Natura 2000-gebieden en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie is van oordeel dat in het MER niet alle essentiële informatie aanwezig is. In het MER ontbreekt een volledig worst-case-scenario waarin de maximale gevolgen van het bestemmingsplan in beeld worden gebracht. Aanvulling van het MER op dit aspect zal echter de conclusies niet veranderen. Uit het MER en de Passende beoordeling blijkt dat in alle drie de onderzochte scenario’s de depositie van stikstof op Natura 2000-gebied toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Omdat de depositie van deze stoffen in de natuurgebieden al hoger dan de kritische depositiewaarde is, is aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over natuur en de passende beoordeling. Het ging met name om de milieugebruiksruimte voor de (intensieve) veehouderij in relatie tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2376

Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Westerveld

In opdracht van Commissie m.e.r., in 20102011.

De gemeente Westerveld stelt een Bestemmingsplan Buitengebied op. Het bestemmingsplan biedt onder andere ruimte voor uitbreiding en nieuwvestiging van veehouderijen en kampeerterreinen. Uit het MER en de aanvulling daarop blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kan worden uitgesloten.

Toetsing van het MER

In het voorlopige toetsingsadvies constateerde de Commissie dat in het MER informatie ontbrak die naar haar oordeel essentieel was voor de besluitvorming over het bestemmingsplan. Daarop is een aanvulling op het MER opgesteld, die de Commissie heeft betrokken bij haar oordeel.

Ook bij toetsing van het MER en de aanvulling tezamen constateert de Commissie dat er essentiële informatie voor de besluitvorming ontbreekt, namelijk inzicht in de omvang van de effecten die kunnen optreden als de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan worden ingevuld. Daarbij gaat het vooral om effecten van nieuwvestiging van kampeerterreinen en stikstofdepositie door veehouderijen. Aanvulling van het MER op dit aspect zal de conclusies echter niet wezenlijk veranderen.

De effectbeoordeling in het MER en de aanvulling is globaal. De effectbeoordeling voor landschap en cultuurhistorie is daarnaast weinig navolgbaar. De werkelijke effecten zullen afhangen van de daadwerkelijke invulling van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt. De waarborgen vanuit landschap en cultuurhistorie, inclusief archeologie, zijn in het ontwerp-bestemmingsplan wel duidelijk ingevuld via het beeldkwaliteitsplan respectievelijk de (aanstaande) cultuurhistorische waardenkaart.

Reikwijdte en detailniveau

In het advies voor reikwijdte en detailniveau voor het MER gaf de Commissie aan de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport te beschouwen. Dat wil zeggen dat voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming het MER in ieder geval onderstaande informatie moet bevatten:
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die vooral bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring) en landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een onderbouwing van de totstandkoming van de alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituaties (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de maximaal mogelijke effecten van het voornemen op natuur, door onder andere depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden. Neem een passende beoordeling in het MER op wanneer significante negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
– de positieve of negatieve effecten van het plan op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, het landschap en de cultuurhistorische / archeologische waarden;
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2393

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan vast te leggen voor het buitengebied. Vanwege activiteiten hierni die mogelijk invloed hebben op Natura 2000-gebieden, wordt een passende beoordeling opgesteld. Hiermee onstaat voor dit besluit de plan-MER-plicht.

2010: Adviesvraag teruggetrokken

De gemeente Midden-Drenthe heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER voorlopig teruggetrokken. Ook het ontwerp bestemmingsplan zelf is voorlopig teruggetrokken.

2011: toetsingsadvies over nieuw MER

De gemeente Midden-Drenthe heeft opnieuw een nieuwe m.e.r.-procedure opgestart voor de besluitvorming over het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. De gemeente heeft een toetsingsadvies gevraagd voor het nieuwe plan-MER.

Het MER geeft goed inzicht in de bijdrage vanuit de emissiebronnen in de gemeente aan de huidige stikstofdepositie en toekomstige stikstofemissies.
Uit de Passende beoordeling blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden door verzuring & vermesting, verstoring of verdroging als gevolg van de ontwikkelingen in de (intensieve) veehouderij, (verblijfs)recreatie en (permanente) bosontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet zijn uit te sluiten. In het MER wordt beschreven hoe potentieel negatieve gevolgen verminderd of voorkomen kunnen worden door het toepassen van mitigerende maatregelen. Ook wordt in het MER aangegeven dat alvorens de genoemde ontwikkelingen mogelijk te maken aan de Natuurbeschermingswet zal worden getoetst en indien nodig een vergunning moet worden aangevraagd. Hiervoor is de gemeente geen bevoegd gezag. In het advies geeft de Commissie een aantal aanbevelingen voor de vervolgbesluitvorming op het gebied van de samenvatting, effecten op natuur en geurhinder.

Yvonne van Manen was vanuit de Cmer betrokken bij de beoordeling van de passende beoordeling en de toetsing van het plan-MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2382

Buitengebied 2010, Rhenen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Rhenen wil haar bestemmingsplannen voor het buitengebied actualiseren. Omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport:
– een integrale visie op de gewenste ontwikkeling van het buitengebied, met duidelijk omschreven ambities, die kan dienen als toetsingskader voor de beoordeling van alternatieven;
– een onderbouwing van de totstandkoming van de uitgewerkte alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door randvoorwaarden vanuit natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), geluid, geur, fijn stof, landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

De gemeente Rhenen heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER in september 2010 teruggetrokken. De gemeente heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan buitengebied Rhenen op een aantal essentiële onderdelen wordt heroverwogen. Dit leidt tevens tot aanpassingen van het plan MER.

De Commissie voor de milieueffectrapportage (verder de Commissie ) signaleerde bij toetsing van het plan-MER in januari 2011 een aantal tekortkomingen, die zij essentieel achtte voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. De gemeente heeft daarop aanvullende informatie aangeleverd met daarin de volgende onderdelen:
• de vertaalslag van het beleidskader naar randvoorwaarden voor het plan;
• de inhoud van de vergeleken alternatieven;
• de onderbouwing van de referentiesituatie en autonome ontwikkeling;
• de milieugebruiksruimte voor ammoniak, geur en luchtkwaliteit (fijn stof);
• de effecten van het plan op natuur, landschap en cultuurhistorie / archeologie;
• de effectbeoordeling en de op basis hiervan getrokken conclusies.
Verder is in de aanvulling op het MER een Passende beoordeling opgenomen.

De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling samen voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan buitengebied. Uit het MER en de aanvulling blijkt onder meer dat een toename in ammoniakdepositie op de in de omgeving liggende Natura 2000-gebieden niet is uitgesloten en dat daarmee significant negatieve gevolgen niet zijn uit te sluiten zonder mitigerende maatregelen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer tijdens de m.e.r.-procedure, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2389

Bestemmingsplan buitengebied Montferland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Montferland stelt een nieuw bestemmingsplan op voor het buitengebied. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk. Het initiatief is m.e.r.-plichtig. De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport:
* een onderbouwing van de totstandkoming van de uitgewerkte alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
* de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), geluid en geur, landschap en cultuurhistorie;
* de maximaal mogelijke effecten op de Natura 2000-gebieden (indien nodig met een in het MER opgenomen passende beoordeling) en de Ecologische Hoofdstructuur;
* de relatie met en de cumulatieve milieueffecten van te verwachten ontwikkelingen in het landbouwontwikkelingsgebied Azewijn;
* de positieve of negatieve effecten van het plan (en de alternatieven) op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, het landschap en de cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

Yvonne van Manen was als lid van de Cmer betrokken bij de advisering, meet name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2437