Werkprocessen SKNL Overijssel

In opdracht van Provincie Overijssel, in 2010.

Uitwerken van de werkprocessen particuliere natuuraanleg in het kader van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL), zowel binnen de provincie Overijssel als in relatie met de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Dienst Regelingen (DR. Met een raming van de benodigde capaciteit en efficiencyvoorstellen.

Projectleiding opstellen Ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan Groningen

In opdracht van Provincie Groningen, in 2009 2010.

Ambitiekaart ten behoeve van het Natuurbeheerplan Groningen

Onderdeel van het Natuurbeheerplan Groningen zijn de beheertypenkaart en de ambitiekaart. De beheertypenkaart geeft, uitgedrukt in beheertypen volgens de Index Natuur, Landschap en Recreatie, de huidige beheersituatie weer. De ambitiekaart beschrijft eveneens op basis van beheertypen de gewenste situatie op de (middel)lange termijn, waarbij als indicatie de situatie vanaf circa 2025 aangehouden wordt, omdat ervan uitgegaan mag worden dat op die termijn de gehele ecologische hoofdstuctuur ingericht is en ook voldaan wordt aan abiotische randvoorwaarden door onder meer de implementatie van de kaderrichtlijn water. Uitgangspunt voor de ambitiekaart is dat ‘hoogwaardige’ beheertypen behouden blijven en dat ‘laagwaardige’ beheertypen zo mogelijk doorontwikkeld worden. Bostypen met productiedoelstelling zijn binnen de EHS omgezet naar de corresponderende bostypen zonder productiedoelstelling, met uitzondering van een aantal gebieden in beheer bij Staatsbosbeheer.

Voor Natura 2000-gebieden gelden op grond van de Natuurbeschermingswet specifieke instandhoudingsdoelen, uitgedrukt in soorten en habitattypen. Per instandhoudingsdoel is een behouds- of een verbeterdoelstelling ten aanzien van oppervlakte en/of kwaliteit geformuleerd. Via een vertaaltabel is een omzetting mogelijk van habitattype naar beheertype ten behoeve van de ambitiekaart. Waar de overeenkomstige beheertypen in de huidige situatie al voorkomen zijn deze overgenomen op de ambitiekaart. Omdat binnen de Natura 2000-gebieden relatief hoge beheersinspanningen mogen worden verwacht kunnen percelen met een op de beheertypenkaart ‘laagwaardiger’ aanduiding worden omgevormd tot een van de typen die corresponderen met de instandhoudingsdoelen. Ook voor soorten zijn vaak speciale kernopgaven geformuleerd welke de te maken keuze voor de ambitiekaart nader specificeren.

Inhoudelijk is de keuze voor het toekennen van beheertypen aan de ambitiekaart gebaseerd op aanwezige waarden (zoekgebieden akker- en weidevogels, essen), abiotische omstandigheden (met name hoogteligging, bodem, grondwatertrap, kwel), vegetatiekundige en faunistische kennis van provinciale medewerkers en beleidsmatige keuzes. Zo heeft de provincie in het Natuurbeheerplan streefbeelden natuur beschreven per deelgebied. Deze bieden houvast bij het opstellen van de ambitiekaart.

Bij het toekennen van beheertypen is bovendien gebruik gemaakt van de natuurdoeltypenkaart uit 2001. Met behulp van eerdergenoemde vertaaltabel zijn daartoe de vroegere natuurdoeltypen omgezet naar beheertypen volgens de Index.

Op de ambitiekaart duidt de kleur van een kaartvlak het daar geambieerde beheertype aan. Binnen een beheertype is volgens afspraak maximaal 20% ‘vervuiling’ met andere beheertypen mogelijk; vaak is er evenwel de voorkeur aan gegeven afwijkende beheertypen zelfstandig aan te duiden op de kaart of de variatie binnen het kaartvlak aan te geven door onderscheid te maken tussen een dominant beheertype en bijkomende beheertypen. Het natuurbeleid is erop gericht dat het dominante beheertype wordt gerealiseerd op het overgrote deel van het gebied, terwijl de bijkomende typen met een beperkte oppervlakte worden gerealiseerd op plaatsen waar het dominante type niet haalbaar is vanwege abiotiek of externe invloeden. De bijkomende beheertypen geven ruimte voor de natuurlijke ontwikkeling van het terrein, waarmee voorkomen wordt dat de ambitiekaart te rigide wordt.

De ambitiekaart is vastgesteld door gedeputeerde staten van Groningen.

Meer informatie:

Link: http://www.infopuntgroningen.nl

Plan-MER Buitengebied Salland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2010.

De gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte stellen in samenwerking ieder een nieuw bestemmingsplan op voor hun buitengebieden. Omdat deze drie bestemmingsplannen kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten (intensieve veehouderij) en omdat mogelijk een passende beoordeling volgens de natuurbeschermingswet 1998 moet worden opgesteld, wordt voor deze bestemmingsplannen gezamenlijk een plan-m.e.r.-procedure doorlopen. Bevoegd gezag voor deze procedure zijn de gemeenteraden van de bovengenoemde gemeenten.

Richtlijnenfase:
De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport :
– een beschrijving van de referentiesituaties;
– een beschrijving van de alternatieven die mogelijk zijn binnen de beschikbare milieugebruiksruimte en de overige randvoorwaarden;
– de effecten van de emissie van geur, fijn stof en verzurende/vermestende stoffen;
– de maximaal mogelijke effecten van de activiteit op natuur, zoals depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden en de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

In het geval significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten, dient een passende beoordeling in het MER te worden opgenomen.

Toetsingsfase:
Tijdens de toetsing van het MER heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Commisse voor de m.e.r. (verder te noemen de Commissie) en de Sallandse gemeenten. Daarin heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat naar haar oordeel het MER op een aantal onderdelen onvolledig is. Naar aanleiding hiervan hebben de gemeenten een aanvulling aangeleverd op de volgende punten:
• de referentiesituatie;
• effecten op Natura 2000-gebieden en een passende beoordeling;
• het aandeel rundveehouderij;
• de AMvB Huisvesting;
• navolgbaarheid van enkele berekeningen;
• mitigerende maatregelen landschap.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming over het bestemmingsplan in het MER en de aanvulling tezamen aanwezig is. De Commissie onderschrijft echter de conclusie uit de passende beoordeling niet.

In de aanvulling worden de ontwikkelingen van de dieraantallen over de jaren inzichtelijk gemaakt. Ook worden opnieuw conclusies getrokken over de effecten op Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel. Bij deze conclusies worden de alternatieven vergeleken met de huidige, vergunde, situatie (vergunde dieraantallen). Uit de Natuurbeschermingswet volgt echter dat moet worden vergeleken met de feitelijke situatie (werkelijke dieraantallen). In dat geval kan bij alle alternatieven de stikstofdepositie toenemen ten opzichte van deze referentie. Aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel als gevolg van het voornemen is daarmee niet uitgesloten.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij deze m.e.r. met name vanuit bodem, water en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2301

Ontpoldering Noordwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2006-2010.

Rijkswaterstaat onderzoekt de mogelijkheden voor de ontpoldering van de Noordwaard in de gemeente Werkendam. Deze ontpoldering is één van de maatregelen uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Voor de ontpoldering wordt de rijksprojectenprocedure gevolgd, waarvoor de Minister van Verkeer en Waterstaat (coördinerend) bevoegd gezag is. Voor het besluit is een milieueffectrapport (MER) opgesteld.

De Commissie voor de m.e.r. vraagt in het MER in het bijzonder aandacht te geven aan:

* in hoeverre de alternatieven scoren op hun doelbereik;
* welke fysieke ingrepen in het gebied noodzakelijk zijn voor de verschillende alternatieven en de gevolgen voor de sedimentatie-/erosie(processen) als gevolg van de waterafvoer en stromingen in het gebied onder gemiddelde en maatgevende omstandigheden beschrijven;
* welke gevolgen de alternatieven hebben voor de bestaande natuurwaarden en het landschap en welke natuur- en landschappelijke waarden worden ontwikkeld, nu en op de langere termijn.

Op 23 oktober 2007 is een aanvullende startnotitie ter inzage gelegd en is de Commissie gevraagd om te adviseren over aanvullende richtlijnen. De aanvullende startnotitie gaat specifiek in op het tweede hoofdpunt: omgaan met grond. Voor het afgraven van grond is mogelijk een ontgrondingvergunningnodig. Voor het gebruik van grond elders in het gebied is mogelijk – afhankelijk van de kwaliteit van de grond – een Wm-vergunning nodig. Op hoofdlijnen waren deze onderwerpen al opgenomen in de startnotitie en richtlijnen uit 2006. Voor de juridische zekerheid heeft Rijkswaterstaat gekozen hiervoor een aanvullende startnotitie ter inzage te leggen en zal bevoegd gezag aanvullende richtlijnen vaststellen.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is. De projectdoelen staan duidelijk verwoord en er wordt bij alle alternatieven op een goede manier teruggekoppeld in welke mate sprake is van doelrealisatie. De Commissie heeft op een tweetal onderdelen aanbevelingen voor de besluitvorming. Als eerste adviseert de Commissie de optimalisaties die hebben plaatsgevonden bij de ontwikkeling van het voorkeursalternatief (vka) vanuit het alternatief kleine compartimenten en de ontwerpvisie helderder weer te geven. Ten tweede adviseert de Commissie de robuustheid van de alternatieven in relatie tot mogelijke toekomstige opgaven voor veiligheid explicieter aan te geven.

Yvonne van Manen adviseerde bij deze m.e.r. met name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1754

A27 Lunetten-Hooipolder

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2010.

Rijkswaterstaat heeft het voornemen de capaciteit van de A27 tussen de knooppunten Lunetten (bij Utrecht) en Hooipolder (bij Breda) uit te breiden. Voor de besluitvorming wordt de verkorte Tracéwet procedure doorlopen. De procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor de A27 Lunetten-Hooipolder is in twee fasen opgesplitst.

De Commissie beschouwde in 2007 in de Richtlijnen de volgende punten als essentiële informatie in het MER:
* Een goede en actuele beschrijving en onderbouwing van de probleem- en doelstelling;
* Een heldere beschrijving van de procedure, en de criteria die daarbinnen gebruikt worden bij de keuzes tussen alternatieven;
* Een beschrijving van de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen in de omgeving en de samenhang daarvan met de A27;
* De effecten van de verschillende alternatieven en varianten op het milieu, met name de effecten op luchtkwaliteit, geluidsbelasting, natuur- en landschappelijke waarden.

Gezien het grote aantal uiteenlopende inrichtingsmogelijkheden adviseerde de Commissie om een inspraakmoment voor publiek en instanties in te lassen voordat een voorkeursalternatief wordt bepaald.

In 2010 heeft een tussentijdse toetsing van het MER 1e fase plaatsgevonden door de Commissie. Na eerste toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat de essentiële informatie in het MER ontbrak. Het betrof informatie in de analyse van de verkeersproblemen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft daarom een aanvulling opgesteld en deze ter toetsing voorgelegd. De Commissie is van mening dat in het MER 1e fase en de aanvulling daarop de essentiële informatie aanwezig is om reeds een keuze voor één of meerdere voorkeursalternatieven voor de 2e fase te maken.

Op basis van het MER 1e fase en de aanvulling daarop concludeert de Commissie dat:
* de problemen voldoende zijn beschreven in de verkeersanalyse. Hiermee is een goede onderbouwing van de alternatieven gegeven;
* de MKBA niet volledig is en dat op basis van deze informatie geen conclusies kunnen worden getrokken;
* de onderzoeken van de milieueffecten goed zijn uitgewerkt in het MER. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de verbreding van de A27 een forse ingreep is met negatieve effecten voor natuur, landschap, geluid, luchtkwaliteit, cultuurhistorie, archeologie en water.

De Commissie sluit het advies af met aanbevelingen voor de tweede fase. Daarbij gaat zij in op de onderwerpen:
* geluid;
* luchtkwaliteit;
* gezondheid;
* klimaat.

Yvonne van Manen was als lid van de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, met name vanuit natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1979

Project Waterdunen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2005-2010.

Met het plan “Waterdunen” beogen de initiatiefnemers (Provincie Zeeland, gemeente Sluis, Stichting het Zeeuws Landschap en Molecaten BV) de noodzakelijke kustverbetering te combinateren met ontwikkeling van natuur- en recreatiegebied met een oppervlakte van circa 300 hectare.

Ten behoeve van de besluitvorming over de kustversterking en de herinrichting van het gebied is de m.e.r.-procedure gevolgd. In het richtlijnenadvies in 2006 heeft de Commissie aandacht gevraagd voor een nadere uitwerking van het ontwerp en het beheer van het “gecontroleerd intergetijdegebied” en de effecten op veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, bodem en water, natuur, landschap en cultuurhistorie, en hinder.

De Commissie heeft in 2007 een positief toetsingsadvies uitgebracht over het MER, met de kanttekening dat de modelberekeningen voor de te handhaven dynamiek in het gebied nog onzekerheden bevatten. De Commissie beval aan om bij de uitwerking van het ontwerp op basis van gedetailleerdere berekeningen aan te tonen dat de benodigde dynamiek in de praktijk haalbaar is, danwel voldoende flexibiliteit kent.

Omdat het uiteindelijke inrichtingsplan afwijkt van de alternatieven in het MER en er nieuwe uitgangspunten voor verkeersintensiteiten in het studiegebied gelden is ten behoeve van het provinciaal inpassingsplan in 2010 een aanvullend MER opgesteld. De Commissie is van mening dat het aanvullend MER voldoende informatie voor de besluitvorming bevat. Hieruit blijkt dat het inrichtingsplan voor natuur en recreatie positief of neutraal scoort ten opzichte van de oorspronkelijke alternatieven. Het inrichtingsplan leidt volgens het aanvullend MER wel op een aantal wegen tot extra verkeer en daardoor tot extra geluidhinder. De Commissie adviseert om bij verdere besluitvorming alert te zijn op toename van sluipverkeer en aan te geven welke extra verkeers- en geluidmaatregelen (voor zover nodig) worden genomen.

Yvonne van Manen was betrokken bij de adviseringen met name vanuit het aandachtsveld natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1682

Structuurvisie Rijnenburg

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De gemeente Utrecht heeft een structuurvisie voor het gebied Rijnenburg vastgesteld. Deze structuurvisie voorziet in 7000 woningen, waterberging, een regionaal groengebied, recreatie en bedrijven. Bijzonder is de aandacht voor landschappelijke inpassing en de maatregelen voor behoud van het veen door een daarop gericht waterbeheer in dit veenweidegebied.

Voor de besluitvorming over de structuurvisie in de gemeenteraad van Utrecht is een plan-MER opgesteld. Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de toetsing van het plan-MER bij de structuurvisie Rijnenburg, in het bijzonder ten aanzien van hydrologie en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2331

Reconstructie N356 Centrale As, kanaalverlegging Prinses Margrietkanaal te Burgum

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Reconstructie van de N356/N913 Dokkum-Veenwouden-Burgum-Nijega/Garyp tot een autoweg met een 100 km per uur regiem. Omlegging van het Prinses Margrietkanaal bij de kruising met de Centrale As.

In 2005 had de Commissie voor de milieueffectrapportage een toetsingsadvies over het MER uitgebracht, waarin zij constateerde dat op enkele punten essentiële informatie in het MER ontbrak. De tekortkomingen betroffen het meest milieuvriendelijke alternatief, verkeer, ecohydrologische effecten, cultuurhistorie, geluid en de samenvatting. Daarop heeft de provincie Fryslan het MER aangevuld. In de aanvulling (november 2009) worden de milieueffecten van de omlegging van het Prinses Margrietkanaal bij de kruising met de Centrale As nader in beeld gebracht. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor de besluitvorming in de aanvulling aanwezig is. De Commissie adviseert bij de vervolgbesluitvorming over de wijze waarop de grond zal worden afgevoerd en het kanaal zal worden gegraven rekening te houden met eventuele hinder en overlast en mogelijke mitigerende maatregelen. Yvonne van Manen was vanuit de Cmer betrokken bij de aanvullende toetsing, met name vanuit natuur en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1166

Oprichting verwerkingsinstallatie edelmetaalhoudend afval Remondis Argentia te Moerdijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Remondis Argentia B.V. is een bedrijf dat zich bezighoudt met inzameling en verwerking van edelmetaalhoudend (gevaarlijk) afval. Daarbij worden edelmetalen teruggewonnen uit het afval. Remondis Argentia heeft een vestiging in Moerdijk en een vestiging in Amsterdam. Het bedrijf is van plan om de bedrijfsactiviteiten van de vestiging in Amsterdam te verplaatsen naar Moerdijk. Naast de verplaatsing zal ook uitbreiding van de verwerkingscapaciteit plaatsvinden.

Voor het MER had de Commissie de volgende aanbevelingen:

– geef een beschrijving van de activiteiten van Remondis Argentia in een Europese context. Hieruit moet blijken in welke mate Remondis Argentia bijdraagt aan het nuttige hergebruik van materialen;
– beschrijf hoe in het ontwerp van de nieuwe installatie gebruik wordt gemaakt van de van toepassing zijnde IPPC-BREF’s en geef een onderbouwing van de keuzes die gemaakt zijn;
– ontwikkel het meest milieuvriendelijke alternatief (mma) waarbij per productie onderdeel gezocht wordt naar de meest milieuvriendelijke toepassing en een maximaal terugwinrendement van de edelmetalen. Beschouw deze toepassingen tevens in onderlinge samenhang. Ga bij het ontwikkelen van het mma na in hoeverre het wijzigen van acceptatiecriteria en streefwaarden voor restconcentraties mogelijk is;
– beschouw in het MER tevens de afgeleide activiteiten met milieueffecten (transport, laden en lossen, opslag).

Tijdens de toetsing heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat in het MER sprake is van enkele tekortkomingen. In een aanvulling op het MER is Remondis Argentia dieper ingegaan op:

– varianten voor de luchtzuivering van de smelt-, film- en gloeiovens;
– de gevolgen van de voorgenomen activiteit op externe veiligheid en luchtkwaliteit;
– het meest milieuvriendelijke alternatief.

De Commissie is van mening dat in het MER en de aanvulling tezamen de essentiële informatie aanwezig is.
Robbert de Vries was betrokken bij de toetsing vanuit het aandachtsveld natuur; het ging daarbij met name om de passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet van mogelijke effecten door stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden Hollands Diep en Biesbosch.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1620

Natuureffecten van de milieueffectanalyse en natuurtoets Rijksbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer (RAAM); Het ging om de effecten van uitbreiding van Almere in het IJmeer, een spoorverbinding tussen Almere en Amsterdam, verbreding van snelwegen en het versterken van de ecologische structuur van het Markermeer en IJmeer.

In opdracht van Rijkswaterstaat; gewerkt is binnen consortium met CE-Delft en Oranjewoud, in 2009.

persbericht_RAAM

Structuurvisie Tiel

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009.

De gemeente Tiel heeft op een aantal beleidsterreinen haar beleid recentelijk vernieuwd. Om het gemaakte beleid integraal te verwerken, is in november 2008 een voorontwerp structuurvisie vastgesteld door de gemeente. Hiermee geeft de gemeente haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. De m.e.r.-plichtige activiteiten die worden opgenomen in de structuurvisie en waarop het plan-MER is gericht zijn:
– uitbreiding van de woonwijk Passewaaij met ca. 2200 woningen;
– de aanleg van een klimaatdijk in Tiel-Oost;
– de aanleg van een westelijke ontsluitingsweg.

Het MER heeft een beperkte rol gespeeld bij de tot standkoming van de structuurvisie, omdat het werd opgesteld toen de ontwerp-structuurvisie al gereed was. De Commissie heeft bij de toetsing van het MER op enkele punten om nadere informatie gevraagd, waaronder op de passende beoordeling. Daarna heeft zij een positief toetsingsadvies uitgebracht. Wanneer er meer bekend is over de inrichting van genoemde activiteiten, kunnen de milieugevolgen specifieker beschreven worden.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij de toetsing van het plan-MER en de aanvulling daarop, in het bijzonder ten aanzien van de aspecten water en natuur.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2325

Evenemententerrein Ellerveld te Dronten

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2009.

SBA Projectontwikkeling B.V. en Stichting NET zijn voornemens een evenemententerrein, een ecologische verbindingszone en recreatiewoningen te realiseren bij Biddinghuizen in de Oostrand van Flevoland.Hiervoor is milieueffectrapportage doorlopen. Yvonne van Manen was betrokken bij de advisering door de Commissie, met name vanuit haar expertise op natuur.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2157

Structuurvisie robuuste ecologische verbindingszone De Beerze

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2009.

De provincie Noord-Brabant heeft samen met de betrokken gemeenten (Bergeijk, Bladel, Boxtel, Eersel, Haaren, Oirschot, Oisterwijk, Sint-Michielsgestel en Vught),  vier reconstructiecommissies (Boven Dommel, Maas & Meierij, Meierij, Beerze-Reusel), Watershap De Dommel, ZLTO en Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer het voornemen een structuurvisie robuuste verbinding De Beerze op te stellen. Deze structuurvisie zal de inrichting van de Beerze en de nabije omgeving planologisch vastleggen. Bij deze structuurvisie wordt een plan-milieueffectrapport opgesteld om de effecten van deze herinrichting op het milieu in kaart te brengen. Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij de advisering over Reikwijdte en Detailniveau en bij de toetsing van het MER.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2158

Uiterwaardvergraving Avelingen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007-2009.

De gemeente Gorinchem wil de uiterwaard van de Merwede bij het bedrijventerrein Avelingen te Gorinchem vergraven. Door de vergraving krijgt de rivier de Merwede meer ruimte, waardoor een waterstanddaling gecreëerd wordt bij maatgevende hoogwaterstanden. Naast de waterstandsverlaging is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit een doelstelling van deze Ruimte voor de Rivier-maatregel. Het project is door de gemeente ook aangegrepen om nieuwe kaderuimte te ontwikkelen voor de bereikbaarheid van de bedrijven vanaf de waterzijde. Ter onderbouwing van de aanpassing van het bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure gevolgd. De activiteit wordt ondernomen in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier. Yvonne van Manen was betrokken in de richtlijnenfase en in de toetsingsfase van het MER.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2022

Herinrichting Huissensche Waarden te Lingewaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2004 2009.

Basal Toeslagstoffen Maastricht B.V. is voornemens de Huissensche Waarden her in te richten. Er zal zand worden gewonnen als basis voor rivierverruiming, recreatie en natuurontwikkeling. Hiervoor is milieueffectrapportage doorlopen. Robbert de Vries was betrokken bij het advies voor richtlijnen en bij het toetsingsadvies van het MER.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1461

Hoogwateraanpak ‘s-Hertogenbosch (HoWaBo)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2009.

De waterschappen Aa en Maas en De Dommel hebben het voornemen om een groot gebied rond ’s-Hertogenbosch in te richten als hoogwaterbergingsgebied. Dit dient grote wateroverlast in en nabij ’s-Hertogenbosch te voorkomen. Door het uitvoeren van de Maaswerken zullen de afvoeren van de Aa en de Dommel vaker samenvallen met die van de Maas dan in het verleden het geval was. Het milieueffectrapport (MER) wordt opgesteld voor de besluitvorming over de bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten. De Commissie heeft een positief toetsingadvies uitgebracht over het MER. Het MER geeft op heldere en gestructureerde wijze inzicht in de milieueffecten van de alternatieven en de kansen die deze bieden voor combinatie van waterberging en natuur. Om negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied “Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek” te voorkomen zijn wel maatregelen nodig. Robbert de Vries was betrokken bij de advisering.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1886

Provinciaal Waterplan en Waterbeheerplannen Noord-Brabant 2010-2015

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009.

De provincie Noord-Brabant en de Brabantse waterschappen werken gezamenlijk aan een nieuw waterhuishoudingsplan respectievelijk 3 waterbeheersplannen. Deze plannen vormen het kader voor het waterbeheer in de provincie Noord-Brabant voor de komende jaren. Voor de plannen wordt één plan-m.e.r. proces doorlopen. Zowel het WHP als de WBP’s zijn mogelijk kaderstellend voor m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten en/of bevatten activiteiten waarvoor passende beoorcdelingen nodig zijn ten aanzien van Natura 2000. Robbert de Vries was betrokken bij de advisering over Reikwijdte en detailniveau en bij de toetsing van het MER.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2041

Provinciaal Waterplan en waterbeheerplannen Limburg 2010-2015

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009.

De provincie Limburg stelt een nieuw waterhuishoudingsplan op voor de periode 2010-2015. Gelijktijdig stellen de Limburgse waterschappen waterbeheerplannen op voor dezelfde periode. Deze plannen vormen het kader voor het waterbeheer in Limburg in de planperiode. Voor de plannen (WHP en WBP’s) wordt één plan-m.e.r. proces doorlopen. Zowel het WHP als de WBP’s zijn mogelijk kaderstellend voor m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten en/of bevatten activiteiten waarvoor passende beoordelingen nodig zijn ten aanzien van Natura 2000. Robbert de Vries was betrokken bij de toetsing van het plan-MER.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2202

Gebiedsontwikkeling Klavertje 4 regio Venlo

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007-2009.

De provincie Limburg wil het gebied Klavertje 4, globaal gelegen ten noordwesten van knooppunt Zaarderheiken, ontwikkelen. Onderdelen van deze gebiedsontwikkeling zijn de grootschalige glastuinbouwgebieden Californië en Siberië; de bedrijventerreinen Trade Port Noord en Freshpark; de veiligingen ZON en Flora Holland; de aanleg van Greenpark Venlo (waar in 2012 eerst de Floriade plaatsvindt);  het ontwikkelen van twee robuuste ecologische verbindingszones; de ontsluiting van het gebied door middel van de zogeheten ‘Greenportlane’. Voor een aantal aspecten van de gebiedsontwikkeling is een wijziging van het provinciaal omgevingsplan Limburg (POL) nodig. Hiervoor wordt een (plan)-m.e.r. procedure doorlopen. Robbert de Vries was betrokken bij de advisering over de m.e.r.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2029