Opstellen Faunabeheerplan Groningen 2014-2019

In opdracht van Faunabeheereenheid Groningen, in 2013.

De Flora- en faunawet beschermt inheemse diersoorten. Het is verboden deze soorten opzettelijk te verontrusten, te van­gen of te doden. Tegelijkertijd erkent de wet ook belangen die uitzonderingen mogelijk maken op de bescherming, namelijk populatiebeheer, schadebestrijding en jacht. Ingrijpen mag alleen als geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Preventie gaat voor schadebestrijding en verjagen boven doden. Het moet bovendien effectief zijn. Dat gaat het beste als het verjagen, vangen of doden van dieren planmatig en gecoördineerd gebeurt. Daarvoor dient een faunabeheerplan. Een planmatige aanpak biedt een betere waarborg voor de instandhouding van populaties dan wanneer elke grondgebruiker of jachthouder afzon­derlijk, ieder voor zijn eigen gebied, het beheer voert. Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van de provincie. Robbert de Vries heeft voor de Faunabeheereenheid Groningen het faunabeheerplan 2014-2019 opgesteld.

Ontwikkeling Skûlenboarch en Westkern

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2013.

De provincie Fryslân wil samen met de gemeenten Tytsjerksteradiel en Achtkarspelen het gebied rond de bedrijventerreinen Skûlenboarch en Westkern herontwikkelen. De gebiedsontwikkeling bestaat uit:

uitbreiding van het bedrijventerrein Westkern met bruto 15 ha.
verbetering van de scheepvaart- en wegverkeersontsluiting.
ontwikkeling van recreatie en toerisme.

Bij alle alternatieven in het MER was ook de aanleg van een natte ecologische verbindingszone opgenomen. Vanwege gewijzigd Rijksbeleid heeft de provincie besloten om geen natte robuuste as te realiseren. In een oplegnotitie is helder weergegeven wat de gevolgen zijn van het niet aanleggen van de natte as voor de beschrijving van de milieueffecten per alternatief in het MER.

Toetsingsadvies
De Commissie vindt dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming. De milieueffecten zijn helder beschreven en het is duidelijk hoe de milieu-informatie een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het voorkeursalternatief. Uit de enigszins gedateerde onderzoeken naar nut en noodzaak van (watergebonden) bedrijventerreinen blijkt dat de vraag niet groot is. In het MER komt duidelijk naar voren dat de geluidsbelasting door het voornemen fors toeneemt.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage, met name ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

Link: http://commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2270

Natuurontwikkeling Moerputten – Vlijmens Ven

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2012-2013.

Het Waterschap Aa en Maas wil de natuur in het gebied Moerputten / Vlijmens Ven ontwikkelen waarvoor ontgronding nodig is. Voor de besluiten in het kader van de Waterwet en de ontgrondingsvergunning wordt een m.e.r.-procedure doorlopen.

Toetsingsadvies
Het MER geeft een goed beeld van de na te streven natuurdoelen. De effecten van de onderzochte alternatieven/varianten zijn helder beschreven. De Commissie doet nog enkele aanbevelingen om de robuustheid van de te ontwikkelen natuur en de positieve effecten van de natuurontwikkeling op de landschappelijke kwaliteit nog meer expliciet te maken.

Advies reikwijdte en detailniveau
De Commissie vraagt in het MER achtergrond en doelen van het natuurontwikkelingsproject te beschrijven. De Commissie vraagt de afwegingen tussen hydrologische maatregelen en afgraven en/of uitmijnen inzichtelijk te maken.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage, met name over bodem, water en natuur.

Meer informatie:

Link: http://www.commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2587

MER Ede-Oost en Spoorzone Bestemmingsplan kazerneterreinen, gemeente Ede

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2012-2013.

De gemeente Ede wil het gebied Ede-Oost herinrichten met woningen, andere stedelijke functies en een nieuwe ontsluitingsweg. In het verleden zijn voor deze plannen al m.e.r.-procedures doorlopen. Het nu voorliggende MER gaat specifiek in op de milieugevolgen van de herinrichting van de kazerneterreinen.

Toetsingsadvies
Vanwege eerste opmerkingen over het MER heeft de gemeente Ede de Commissie aangepaste natuurinformatie toegestuurd met het verzoek die bij haar oordeel over het MER te betrekken. Een belangijke verandering is het laten vervallen van de bouw van 30 woningen in beschermde natuur.
Op basis van de aangevulde gegevens concludeerde de Commissie dat de essentiële informatie nu grotendeels aanwezig is, maar dat over enkele beschermde diersoorten nog relevante informatie ontbreekt. Zij adviseert die informatie te voegen bij het besluit over het bestemmingsplan.

Het plan voor de kazerneterreinen als zodanig biedt naar het oordeel van de Commissie perspectieven voor het ontstaan van een kwalitatief hoogwaardig nieuw woongebied vanwege aanwezige en te handhaven cultuurhistorische waarden in het gebied, de aantrekkelijke ligging aan de rand van de natuur en de gunstige ontsluitingssituatie.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie, met name op het gebied van natuur.

Meer informatie:

Link: http://commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2722

Kustversterking Zwakke Schakels Noord-Holland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2013.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wil maatregelen nemen om delen van de Noordhollandse kust te versterken. Voor verbetering van de veiligheid en de ruimtelijke kwaliteit van de ‘zwakke schakels’ in de Noordhollandse kust is een MER opgesteld. Het MER bestaat uit meerdere delen en bevat veel informatie over probleem- en doelstellingen, de ontwikkeling van alternatieven en varianten en de milieueffecten daarvan. Volgens de Commissie ontbrak in het MER nog informatie over de benodigde maatregelen om negatieve gevolgen voor natuur te voorkomen. In een aanvulling op het MER is deze informatie alsnog opgenomen.

Toetsingsadvies
Uit het MER bleek dat aantasting van kwetsbare natuur (Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur) als gevolg van het voornemen niet uitgesloten is. De Commissie vond dat in het MER onvoldoende duidelijk was welke effecten kunnen optreden en welke maatregelen nodig zijn om deze effecten te beperken of te voorkomen. De aanvulling op het MER geeft daarover wel voldoende informatie.

De Commissie constateerde verder dat de doelstelling ruimtelijke kwaliteit geen integraal onderdeel is geweest van de alternatievenontwikkeling, maar in de vorm van bouwstenen is meegenomen. Het begrip ruimtelijke kwaliteit heeft daardoor een nogal beperkte invulling gekregen, vooral gericht op recreatie en behoud van bestaande kwaliteiten. De Commissie ziet nog wel kansen om bij nadere uitwerking van het ontwerp en het beheer de ruimtelijke kwaliteit alsnog integraal te versterken. In haar advies doet zij daarvoor enkele suggesties.

Richtlijnenadviezen
Bij de start van de m.e.r.-procedure heeft de Commissie geadviseerd over richtlijnen voor het op te stellen MER. In deze fase was het voornemen nog gesplitst in twee aparte procedures. De adviezen van de Commissie daarover zijn terug te vinden bij project 2065 (Hondsbossche en Pettemer Zeewering) en 2108 (Duinen Kop van Noord-Holland).

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie met name ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

Link: http://commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2793

Ring Utrecht 2e fase, onderdeel Noordelijke Randweg Utrecht (NRU)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011-2014.

Aanpassing van de Noordelijke Randweg van Utrecht. Het vervolg op Planstudie Ring Utrecht 1e fase (P 2186). Uit de 1e fase kwam een voorkeursalternatief. In de 2e fase worden de effecten van dit alternatief inzichtelijk gemaakt. De 2e fase is gesplitst in 2 delen die wel nauw met elkaar verbonden zijn:

De A12 en A27 (P 2505). Hierover neemt de minister van I&M een Tracébesluit.
De Noordelijke Randweg Utrecht (P 2506, dit project). Hierover stelt de gemeente Utrecht een bestemmingsplanwijziging vast.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie, met name ten aanzien van water en natuur.

Meer informatie:

Link: http://commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2506

Dijkversterking Waddenzeedijk Texel

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2012.

Het Hoogreemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het voornemen om de Waddenzeedijk op Texel te versterken en stelt hiervoor een dijkversterkingsplan op. Ten behoeve van de besluitvorming voor dit plan wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland is hiervoor bevoegd gezag.

De commissie adviseert in het milieueffectrapport een beschrijving op te nemen van alternatieven vanuit de doelstelling veiligheid met een doorkijk naar 2065 en de dan geldende hydraulische condities. Ook adviseert zij een beschrijving van de milieueffecten voor zowel de uitvoeringsfase als de eindsituatie te geven, met daarbij specifieke aandacht voor de Natura-2000 gebieden “Waddenzee” en “Duinen en Lage land van Texel”.

Naar aanleiding van veranderende inzichten heeft het Hoogheemraadschap een “Oplegnotitie Startnotitie” opgesteld met aanpassingen op de oorspronkelijke startnotitie.

De Commissie adviseert aansluitend op haar eerdere advies om bij het opstellen van het MER de variantontwikkeling vooraf te laten gaan door een inhoudelijke visie op typen maatregelen, c.q. alternatieven (buitendijks, consoliderend of binnendijks) voor de hele dijk en/of dijksecties.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie, met name over water, natuur en landschap.

Meer informatie:

Link: http://www.commissiemer.nl/detail.aspx?id=25854

Bedrijventerrein Trade Port Noord, Venlo

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2012.

De gemeente Venlo wil bedrijventerrein Trade Port Noord (TPN) ontwikkelen voor logistieke en industriële bedrijven, met mogelijke inpassing van een railterminal, windturbines en een energiecentrale. Hiervoor wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld met een MER. Tijdens de toetsing van het MER vroeg de Commissie aan Venlo om een aanvulling op het MER. De gemaakte aanvulling bevat vooral nieuwe informatie over verkeer en natuur.

Toetsingsadvies Besluit-MER en de aanvulling daarop
Bij toetsing van het MER concludeerde de Commissie dat nog niet alle informatie aanwezig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen in de besluitvorming over het bestemmingsplan. Tijdens de toetsing van het MER heeft de Commissie de gemeente Venlo gevraagd om een aanvulling op het MER te maken. Deze aanvulling is gemaakt voor de onderwerpen verkeer en natuur en bevat nieuwe informatie ten opzichte van het MER.

Verkeer
Op basis van het MER kan worden geconcludeerd dat in 2020 op de A73 en A67 verkeersproblemen ontstaan. Deze problemen ontstaan mede door de ontwikkelingen van TPN en hebben consequenties voor de verdere gebiedsontwikkeling van Klavertje 4. De Commissie adviseert daarom bij de besluitvorming over het bestemmingsplan TPN en de vervolgbesluitvorming over de gebiedsontwikkeling K4 rekening te houden met de gesignaleerde bereikbaarheidsproblemen. Door fasering van het bedrijventerrein, mobiliteitsmanagement of stimuleren van OV- en fietsgebruik zijn problemen in de toekomst mogelijk te voorkomen.

Natuur
Voor de effecten op natuur concludeert de Commissie dat de informatie in het MER en de aanvulling onvoldoende is voor de besluitvorming. De Commissie concludeert dat negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de omgeving niet zijn uit te sluiten. De gemeente Venlo heeft aangegeven een mitigatieplan verder uit te werken, waarin wordt aangetoond dat de negatieve effecten zijn te mitigeren. Dit mitigatieplan zal bij de besluitvorming over het bestemmingsplan aan de raad worden voorgelegd. Indien ook met dit mitigatieplan negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, dan wijst de Commissie erop dat de ADC-toets in het kader van de Nbwet 1998 moet worden doorlopen.

Toetsingsadvies Plan-MER
De Commissie heeft het plan-MER bij de ontwerp-structuurvisie getoetst. Zij meent dat de informatie voor de besluitvorming over de structuurvisie in het plan-MER en de Passende beoordeling aanwezig is.
De Commissie adviseert voor besluitvorming over de structuurvisie nader te onderzoeken of door maatregelen de effecten van atmosferische stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden kunnen worden voorkomen.
De Commissie adviseert om in het bestemmingsplan en bijbehorende besluit-MER voor TPN de volgende onderwerpen verder uit te werken:

De effecten en inpassing van de railterminal, bio-energiecentrale en windturbines.
De effecten van atmosferische depositie op de Natura 2000-gebieden.
De effecten van de de verkeersaantrekkende werking.
De effecten op geluid, lucht en externe veiligheid.
Een detaillering van de effecten op het landschap.

Richtlijnenadvies
De Commissie adviseert om in het MER aandacht te besteden aan :

De effecten van atmosferische depositie op Natura 2000 gebieden.
De bereikbaarheid van TPN.
Uitwerking van de ‘Cradle to Cradle’ en duurzaamheidsambities.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie met name ten aanzien van water en natuur.

Meer informatie:

Link: http://www.commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2266

Ontwikkeling Ede-Oost en Spoorzone

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2012.

De Gemeente Ede wil in Ede-Oost enkele voormalige kazerneterreinen herontwikkelen voor realisatie van woningen, kantoren en voorzieningen, nieuwe hoofdontsluitingsweg en aansluiting op de A12. In 2008 is de nieuwe ontsluitingsstructuur op hoofdlijnen vastgelegd in een ‘Structuurvisie Infrastructuur’ en het tracé van de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg (de Parklaan) gekozen. In 2009 is het bestemmingsplan voor het ENKA-terrein vastgesteld. Voor beide plannen is een m.e.r.-procedure doorlopen. Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan voor de Parklaan is een aanvulling op het eerdere MER opgesteld en ter visie gelegd.

Aanvullende toetsing 2 (MER Parklaan)
De Commissie heeft in eerste instantie aangegeven dat er op een onderdeel essentiële informatie in het MER ontbrak. Dit betrof de stikstofdepositie. Daarop heeft zij tijdens de toetsingsfase nog een Aanvulling op het MER 2012 ontvangen die uitgebreidere informatie over stikstof bevat. De Commissie heeft deze Aanvulling bij de toetsing betrokken. Het eindoordeel van de Commissie dat in het MER 2012 met de Aanvulling over stikstof de essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang volwaardig te betrekken bij de besluitvorming. Het advies bevat nog wel enkele aanbevelingen. Het MER 2012 geeft voldoende duidelijk aan hoe de Parklaan in het voorkeursalternatief wordt uitgevoerd en tot welke milieugevolgen de aanleg en het toekomstige gebruik zal leiden, alsook welke maatregelen nodig zijn om deze gevolgen te beperken. Voor het MER zijn de meest actuele cijfers en inzichten gebruikt.

Eerste toetsing (MER Structuurvisie infrastructuur)
Volgens de startnotitie en de opgestelde richtlijnen voor de inhoud van het MER, zou het MER de benodigde informatie moeten leveren voor de verdere besluitvorming, zowel op structuurplan- als bestemmingsplanniveau. Voor de besluitvorming over het Structuurplan Infrastructuur is de essentiele informatie aanwezig, voor de besluitvorming over bestemmingsplanuitwerking(en) is aanvullende informatie nodig. De Commissie adviseert bij het eerstvolgende ruimtelijke besluit aanvullende informatie te leveren. Het gaat dan vooral om een nadere uitwerking van de mogelijkheden voor: inrichting van de locaties voor woningbouw, kantoren en voorzieningen en een nadere onderbouwing van de mogelijke negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied ‘Veluwe’.

Aanvullende toetsing 1 (MER ENKA-terrein)
Het aanvullende MER is gepubliceerd bij het bestemmingsplan voor het Enka-terrein. Het bevatte de vereiste informatie daarvoor. Voor de kazerneterreinen waren er nog geen verder uitgewerkte plannen. De passende beoordeling omvatte wel de effecten van de totale ontwikkeling.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie met name over het aspect natuur.

Begeleiding Integrale aanpak Noordelijke Vaarverbinding (NOVA) tussen Hondshalstermeer en Blauwe Stad in combinatie met robuuste verbindingszone

In opdracht van Provincie Groningen, in 2009-2011.

De provincie heeft het initiatief genomen tot het opstellen van een integraal plan voor het Nieuwe kanaal Midwolda-Nieuwolda om de functies van het Nieuwe kanaal, zoals genoemd in het Provinciaal Omgevingsplan, te weten vaarverbinding en robuuste verbindingszone op elkaar af te stemmen. Yvonne van Manen is vanuit de afdeling Landelijk Gebied en Water projectleider voor de robuuste verbinding.

Ruimte voor de Waal Nijmegen (Dijkteruglegging Lent)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De Gemeente Nijmegen en het Waterschap Rivierenland gaan in opdracht van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de dijkteruglegging langs de Waal bij Lent verder uitwerken. Om deze dijkverlegging te kunnen realiseren moet een dijkverleggingsplan worden opgesteld, een ontgrondingsvergunning worden aangevraagd en het bestemmingsplan worden gewijzigd. Het dijkverleggingsplan wordt goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland , de ontgrondingsvergunning wordt verleend door Gedeputeerde Staten van Gelderland en het bestemmingsplan moet worden vastgesteld door de Gemeenteraad van Nijmegen. Het project bouwt voort op het Rijksbesluit uit 2007 om het alternatief “dijkteruglegging” uit te voeren. Bij het project wordt m.e.r. doorlopen.

De Commissie voor de m.e.r. heeft in 2009 in haar adviesrichtlijnen aangegeven het belangrijk voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming te vinden dat het MER in ieder geval de volgende informatie bevat:
. een heldere beschrijving van de wijze waarop vanuit de meervoudige doelstelling van het project door middel van de bouwstenen de varianten worden ontwikkeld en welke vraagstukken in andere planprocessen worden uitgewerkt en onderbouwd en de consequenties die dat met zich meebrengt voor dit MER;
. een vergelijking en beoordeling van de verschillende varianten, met speciale aandacht voor het bereiken van de twee hoofddoelstellingen op het gebied van rivierverruiming en ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is aandacht voor de tijdelijke en permanente gevolgen van de activiteiten en varianten voor de soorten en habitattypen binnen de Natura 2000-gebieden Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal en voor de natuurdoeltypen en de soorten binnen de Ecologische Hoofdstructuur belangrijk.

In juni 2011 vond een tussentijdse toetsing plaats, waarbij de Commissie constateerde dat het concept-MER op een aantal punten nog enige verduidelijking en aanvullende informatie behoeft om het milieubelang volwaardig te kunnen mee wegen bij de besluitvorming. Deze informatie is mogelijk geheel of gedeeltelijk aanwezig in reeds bestaande documenten, die bij de toetsing van het definitieve MER zullen worden betrokken. De gemeente Nijmegen heeft het verzoek om een tussentijds toetsingsadvies ingetrokken.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer, met name op het gebied van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2257

Ruimte voor de Rivier: project Munnikenland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2011.

Het project Ruimte voor de Rivier Munnikenland behelst een vergraving van de Brakelse Benedenwaarden en een dijkverlegging in de Polder het Munnikenland langs de Waal. Het MER geeft een goed beeld van de bandbreedte aan mogelijke alternatieven en de milieueffecten.

Toetsing van het MER
Het MER is overzichtelijk en goed geïllustreerd. De beschrijving van doelstellingen, alternatieven en effecten is evenwichtig en over het algemeen voldoende onderbouwd. De Commissie plaatst enkele kanttekeningen bij de uitwerking van het voorkeursalternatief en de onderbouwing van de effectbeoordeling:
. Hoewel het MER de bandbreedte aan mogelijke alternatieven goed beschrijft is uit het MER niet duidelijk of alle kansen om het voornemen (vanuit milieuoogpunt) te optimaliseren in beschouwing zijn genomen.
. De beoordeling van effecten op het aspect cultuurhistorie is onvoldoende onderbouwd en gedeeltelijk onjuist, waardoor het voorkeursalternatief ’te positief’ wordt gewaardeerd. Omdat de cultuurhistorische waarden en de effecten daarop wel uitgebreid beschreven zijn en de verschillen tussen de alternatieven niet erg groot zijn, is de informatie voor de besluitvorming voldoende.
De Commissie heeft enkele aanbevelingen gedaan voor de verdere uitwerking van het voornemen.

Tussentijdse toetsing
Ter ondersteuning van de tussentijdse besluitvorming over het voorkeursalternatief heeft de Commissie een tussentijdse toetsing uitgevoerd op basis van een concept-MER. De Commissie vond dat het concept-MER voldoende informatie bevat voor de besluitvorming over het uit te werken voorkeursalternatief, maar had daarbij wel enkele kanttekeningen en aanbevelingen voor het vervolg. Deze aanbevelingen hebben betrekking op:
. de nadere uitwerking van het voorkeursalternatief, het mma en mogelijke varianten;
. het doelbereik en de nadere uitwerking van gevolgen voor hoogwaterveiligheid, bodem en water, natuur, landschap en cultuurhistorie.

Richtlijnenadvies
In het richtlijnenadvies vroeg de Commissie met name aandacht voor de alternatievenontwikkeling vanuit de meervoudige doelstelling van het project. De alternatieven moeten getoetst worden aan het doelbereik en milieueffecten, waarbij effecten op natuur, landschap en cultuurhistorie speciale aandacht behoeven.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de m.e.r., met name op het gebied van natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1998

Verbetering van de Diefdijklinie tussen Everdingen en Gorinchem

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2011.

Uit onderzoek blijkt dat de Diefdijklinie op meerdere plaatsen niet meer voldoet aan de huidige veiligheidsnormen. Voor de verbetering van de Diefdijklinie dient een dijkversterkingplan te worden vastgesteld door Waterschap Rivierenland. Dit plan moet worden goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht. Voor deze goedkeuring is wettelijk vastgelegd dat de milieueffectrapportage (m.e.r.)-procedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht de bevoegde instanties. De Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is het coördinerend bevoegd gezag.

Richtlijnadvies:

De Commissie adviseert om in het MER een totaalvisie op de ontwikkeling van de Diefdijklinie, leidend tot duurzame alternatieven te beschrijven. Daarnaast adviseert zij een meest milieuvriendelijk alternatief te maken waarin een optimale combinatie van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische maatregelen is opgenomen.

Toetsingsadvies

De Commissie is van oordeel dat het MER afdoende milieuinformatie bevat. Het MER is zeer uitgebreid en omvangrijk. Er is in het MER veel en goed kaartmateriaal opgenomen. Ook zijn de resultaten van de uitgevoerde berekeningen inzichtelijk weergegeven. Ondanks de hoeveelheid informatie is, door de gekozen structuur van de rapportages, deze goed toegankelijk. De samenvatting geeft de inhoud van het MER duidelijk weer. Het veiligheidsprobleem is goed en gedegen in kaart gebracht. Er is een duidelijke visie op de dijk en de dijkversterking. De uitgangspunten en de afgeleide alternatieven volgen hier logischerwijs uit.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie m.e.r., met name vanuit de aandachtsvelden natuur en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2049

Natuuropgave Krimpenerwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2011.

De Strategiegroep Veenweidepact Krimpenerwaard heeft het voornemen om circa 2450 hectare nieuw begrensde natuurgebieden te realiseren in de Krimpenerwaard. Om dit mogelijk te maken worden de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk en Vlist gewijzigd. Voor het besluit hierover is de milieueffectrapportage (m.e.r.)- procedure doorlopen. Coördinerend bevoegd gezag is de Gemeente Nederlek.

In haar richtlijnadvies heeft de Commissie aanbevolen om in het MER een landschapsecologische gebiedsanalyse voor de Krimpenerwaard op te nemen en op basis van deze analyse de allocatie, haalbaarheid en wenselijkheid van natuurdoeltypen te bepalen.

De Commissie is van oordeel dat voor het vaststellen van de in het MER voorgestelde natuurbegrenzing in de bestemmingsplannen voldoende milieu-informatie beschikbaar is. Het MER is niet samen met de (voor)ontwerpbestemmingsplannen ter visie gelegd. Daardoor is nog niet te beoordelen of het MER hieraan ten grondslag kan liggen. Voorafgaand aan de besluitvorming zal het bevoegd gezag moeten vaststellen of het MER ten grondslag kan liggen aan het besluit, danwel dat er nog een aanvulling op het MER nodig is. De initiatiefnemer heeft in een mondelinge toelichting aangegeven dat zeer waarschijnlijk delen van de Groene Ruggegraat, waar het voornemen onderdeel van uitmaakt, een andere invulling gaan krijgen dan oorspronkelijk. Het is dan ook niet uit te sluiten dat een ander dan nu in het MER beschreven alternatief, daadwerkelijk in de plannen zal worden opgenomen. Dit leidt niet op voorhand tot essentiële tekortkomingen in het MER. Indien een heroriëntatie op de inrichting plaatsvindt, ontbreekt mogelijk essentiële informatie in het MER voor het meewegen van het milieubelang. De Commissie adviseert in die situatie het MER aan te vullen met:
• een of meerdere alternatieven die passen bij de herziene inrichting;
• en daarbij tevens de systeemanalyse te verfijnen om de precieze allocatie en inrichting van bepaalde natuurtypen, zoals botanisch grasland te onderbouwen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2010

Bestemmingsplan Buitengebied Gennep

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Gennep wil haar bestemmingsplan buitengebied herzien. Vanwege de nabijheid van Natura 2000-gebieden en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie is van oordeel dat in het MER niet alle essentiële informatie aanwezig is. In het MER ontbreekt een volledig worst-case-scenario waarin de maximale gevolgen van het bestemmingsplan in beeld worden gebracht. Aanvulling van het MER op dit aspect zal echter de conclusies niet veranderen. Uit het MER en de Passende beoordeling blijkt dat in alle drie de onderzochte scenario’s de depositie van stikstof op Natura 2000-gebied toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Omdat de depositie van deze stoffen in de natuurgebieden al hoger dan de kritische depositiewaarde is, is aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over natuur en de passende beoordeling. Het ging met name om de milieugebruiksruimte voor de (intensieve) veehouderij in relatie tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2376

Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Westerveld

In opdracht van Commissie m.e.r., in 20102011.

De gemeente Westerveld stelt een Bestemmingsplan Buitengebied op. Het bestemmingsplan biedt onder andere ruimte voor uitbreiding en nieuwvestiging van veehouderijen en kampeerterreinen. Uit het MER en de aanvulling daarop blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kan worden uitgesloten.

Toetsing van het MER

In het voorlopige toetsingsadvies constateerde de Commissie dat in het MER informatie ontbrak die naar haar oordeel essentieel was voor de besluitvorming over het bestemmingsplan. Daarop is een aanvulling op het MER opgesteld, die de Commissie heeft betrokken bij haar oordeel.

Ook bij toetsing van het MER en de aanvulling tezamen constateert de Commissie dat er essentiële informatie voor de besluitvorming ontbreekt, namelijk inzicht in de omvang van de effecten die kunnen optreden als de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan worden ingevuld. Daarbij gaat het vooral om effecten van nieuwvestiging van kampeerterreinen en stikstofdepositie door veehouderijen. Aanvulling van het MER op dit aspect zal de conclusies echter niet wezenlijk veranderen.

De effectbeoordeling in het MER en de aanvulling is globaal. De effectbeoordeling voor landschap en cultuurhistorie is daarnaast weinig navolgbaar. De werkelijke effecten zullen afhangen van de daadwerkelijke invulling van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt. De waarborgen vanuit landschap en cultuurhistorie, inclusief archeologie, zijn in het ontwerp-bestemmingsplan wel duidelijk ingevuld via het beeldkwaliteitsplan respectievelijk de (aanstaande) cultuurhistorische waardenkaart.

Reikwijdte en detailniveau

In het advies voor reikwijdte en detailniveau voor het MER gaf de Commissie aan de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport te beschouwen. Dat wil zeggen dat voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming het MER in ieder geval onderstaande informatie moet bevatten:
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die vooral bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring) en landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een onderbouwing van de totstandkoming van de alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituaties (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de maximaal mogelijke effecten van het voornemen op natuur, door onder andere depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden. Neem een passende beoordeling in het MER op wanneer significante negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
– de positieve of negatieve effecten van het plan op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, het landschap en de cultuurhistorische / archeologische waarden;
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2393

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan vast te leggen voor het buitengebied. Vanwege activiteiten hierni die mogelijk invloed hebben op Natura 2000-gebieden, wordt een passende beoordeling opgesteld. Hiermee onstaat voor dit besluit de plan-MER-plicht.

2010: Adviesvraag teruggetrokken

De gemeente Midden-Drenthe heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER voorlopig teruggetrokken. Ook het ontwerp bestemmingsplan zelf is voorlopig teruggetrokken.

2011: toetsingsadvies over nieuw MER

De gemeente Midden-Drenthe heeft opnieuw een nieuwe m.e.r.-procedure opgestart voor de besluitvorming over het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. De gemeente heeft een toetsingsadvies gevraagd voor het nieuwe plan-MER.

Het MER geeft goed inzicht in de bijdrage vanuit de emissiebronnen in de gemeente aan de huidige stikstofdepositie en toekomstige stikstofemissies.
Uit de Passende beoordeling blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden door verzuring & vermesting, verstoring of verdroging als gevolg van de ontwikkelingen in de (intensieve) veehouderij, (verblijfs)recreatie en (permanente) bosontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet zijn uit te sluiten. In het MER wordt beschreven hoe potentieel negatieve gevolgen verminderd of voorkomen kunnen worden door het toepassen van mitigerende maatregelen. Ook wordt in het MER aangegeven dat alvorens de genoemde ontwikkelingen mogelijk te maken aan de Natuurbeschermingswet zal worden getoetst en indien nodig een vergunning moet worden aangevraagd. Hiervoor is de gemeente geen bevoegd gezag. In het advies geeft de Commissie een aantal aanbevelingen voor de vervolgbesluitvorming op het gebied van de samenvatting, effecten op natuur en geurhinder.

Yvonne van Manen was vanuit de Cmer betrokken bij de beoordeling van de passende beoordeling en de toetsing van het plan-MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2382

Buitengebied 2010, Rhenen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Rhenen wil haar bestemmingsplannen voor het buitengebied actualiseren. Omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport:
– een integrale visie op de gewenste ontwikkeling van het buitengebied, met duidelijk omschreven ambities, die kan dienen als toetsingskader voor de beoordeling van alternatieven;
– een onderbouwing van de totstandkoming van de uitgewerkte alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door randvoorwaarden vanuit natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), geluid, geur, fijn stof, landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

De gemeente Rhenen heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER in september 2010 teruggetrokken. De gemeente heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan buitengebied Rhenen op een aantal essentiële onderdelen wordt heroverwogen. Dit leidt tevens tot aanpassingen van het plan MER.

De Commissie voor de milieueffectrapportage (verder de Commissie ) signaleerde bij toetsing van het plan-MER in januari 2011 een aantal tekortkomingen, die zij essentieel achtte voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. De gemeente heeft daarop aanvullende informatie aangeleverd met daarin de volgende onderdelen:
• de vertaalslag van het beleidskader naar randvoorwaarden voor het plan;
• de inhoud van de vergeleken alternatieven;
• de onderbouwing van de referentiesituatie en autonome ontwikkeling;
• de milieugebruiksruimte voor ammoniak, geur en luchtkwaliteit (fijn stof);
• de effecten van het plan op natuur, landschap en cultuurhistorie / archeologie;
• de effectbeoordeling en de op basis hiervan getrokken conclusies.
Verder is in de aanvulling op het MER een Passende beoordeling opgenomen.

De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling samen voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan buitengebied. Uit het MER en de aanvulling blijkt onder meer dat een toename in ammoniakdepositie op de in de omgeving liggende Natura 2000-gebieden niet is uitgesloten en dat daarmee significant negatieve gevolgen niet zijn uit te sluiten zonder mitigerende maatregelen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer tijdens de m.e.r.-procedure, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2389

Kustversterking Noorderstrand bij Renesse

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

Het Waterschap Scheldestromen wil de primaire waterkering bij het Noorderstrand versterken zodat deze 50 jaar voldoet aan de geldende normen, rekening houdend met de huidige inzichten in de effecten van zeespiegelrijzing. Het dagelijks bestuur van het Waterschap is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het daarvoor benodigde projectplan.

Het Noorderstrand is gelegen aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen en bevindt zich ten oosten van Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) en ten westen van de Brouwersdam. Dit strand is voorzien van een smalle duinstrook, die onder beheer valt van het Waterschap Scheldestromen. Het natuurgebied in het plangebied (de Zoeten en Zouten Haard) is in beheer bij en in eigendom van Staatsbosbeheer.

Omdat de kustversterking een lengte heeft van minder dan 5 km is geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Mede gezien het feit dat het project is gelegen in de Natura 2000-gebieden ‘Voordelta’ en ‘Kop van Schouwen’ (en een passende beoordeling wordt opgesteld), heeft het Waterschap besloten om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Er is voor gekozen om een gecombineerde plan/project-MER op te stellen en daarbij de procedure voor project-m.e.r. te doorlopen.

De Commissie voor de m.e.r. signaleert bij toetsing van het MER enkele tekortkomingen, die zij essentieel vindt voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. Het gaat daarbij om:
. gebrek aan inzicht in de autonome ontwikkeling, waardoor een onderbouwing van de noodzaak voor het voornemen vanuit veiligheid onvoldoende kan worden gegeven en de volgende alternatieven onvoldoende op relevantie kunnen worden beoordeeld:
. een nulplus-alternatief (waarin met gerichte beheermaatregelen ontwikkelingen in de bank- en slenkmorfologie van het strand die voor de hoogwaterveiligheid ongewenst zijn, tijdig en doeltreffend kunnen worden gekeerd);
. variant 1b (zeewaartse oplossing, duinverzwaring + suppletie strand);
. de beschrijving van de compenserende maatregelen voor de natuur in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Flora- en faunawetgeving.

De Commissie adviseert in het uitgebrachte toetsingsadvies om het MER op deze punten aan te vullen, alvorens een besluit over het voornemen te nemen. Het bevoegd gezag heeft naar aanleiding daarvan aangegeven dat aanvullende informatie zal worden verzameld ten aanzien van:
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de voorkomende habitattypen in het plangebied;
. morfologisch onderzoek naar de autonome ontwikkeling;
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de waterkwaliteit in het gebied.

Het bevoegd gezag heeft de Commissie m.e.r. gevraagd deze aanvullende informatie te toetsen op het moment dat deze beschikbaar is. Op dat moment zal de Commissie een aanvullend toetsingsadvies uitbrengen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage, met name vanuit het aandachtsveld natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2503