Heechhout Wirdumervaart

In opdracht van Dorpsbelang Wirdum-Swichum, in 2010-2011.

Dit project is als onderdeel van een wandelroute voorbereid door Ingenieursbureau De Overlaat en door Dorpsbelang Wirdum-Swichum ingediend als ‘wijkidee’ bij de gemeente Leeuwarden. Bij de verkiezing van wijkideeen begin 2011 kwam het als eerste uit de bus. De kosten zijn begroot op circa € 20.000,-. Hiervan wordt € 15.000,- gedekt vanuit wijkidee en € 5000,- vanuit Plattelânsprojekten. Het project is in 2011 gerealiseerd.

Westelijke Randweg Waddinxveen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De gemeente Waddinxveen wil een besluit gaan nemen over het bestemmingsplan, dat de verdere aanleg van het natuur- en recreatiegebied Bentwoud mogelijk maakt. In dit bestemmingsplan wil de gemeente ook ruimte reserveren voor een tracé voor een toekomstige westelijke randweg om Waddinxveen als alternatief voor de routes via de N455 (problemen met de leefbaarheid in de kernen) en de N207 (capaciteitsproblemen). Omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor deze m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen ten behoeve van de tracékeuze. De Commissie adviseerde onder andere in het plan-MER een volwaardige extra variant uit te werken, waarbij door middel van een lagere ligging en inpassingmaatregelen de effecten op natuur, recreatie en leefomgeving maximaal worden beperkt. Dit alternatief loopt door het toekomstige Bentwoud.

In het MER zijn de milieueffecten van verschillende begrenzingen van het Bentwoud en een aantal verkeerskundige alternatieven onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de milieugevolgen voor (toekomstige) natuur en landschap, maar ook voor de woningen langs het Noordeinde (leefomgeving) sterk verschillen. De Commissie concludeert dat met dit onderzoek voldoende milieu-informatie aanwezig is om een besluit over het bestemmingsplan te kunnen nemen.

Het MER bevat geen onderzoek naar verschuivingen van lokale en regionale verkeerstromen. Uit het MER blijkt wel dat zonder aanpassing van het wegennet in Waddinxveen de verkeersdrukte over het geheel lager is, dan bij een opgewaardeerd Noordeinde of een randweg. Dit komt waarschijnlijk doordat dan geen (extra) doorgaand verkeer wordt aangetrokken. Alternatieve routes voor dit doorgaande verkeer zijn in het MER niet onderzocht. Uit de zienswijzen blijkt dat omwonenden hier wel veel vragen over hebben. De Commissie adviseert daarom om eerst de (toekomstige) verschuivingen van lokale en regionale (doorgaande) verkeerstromen goed te onderzoeken en daarna pas een definitief besluit te nemen over de aanpassing van het wegennet in Waddinxveen.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij de advisering, met name voor de mogelijkheden van inpassing van het wegontwerp en de gevolgen voor waterhuishouding, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2330

Verplaatsing agrarische bedrijven Nieuw Buinen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

Vier agrarische ondernemers hebben het voornemen om hun bedrijven (twee vleeskuikenbedrijven, een akkerbouwbedrijf en twee melkveehouderijen) te verplaatsen naar nieuwe locaties, gelegen aan de Tweederdeweg Zuid te Nieuw Buinen. Tevens hebben zij het voornemen om aan de Tweederdeweg Zuid gezamenlijk een biovergistingsinstallatie (of energiebouwblok) te realiseren. Voor één van de bedrijven moet een omgevingsvergunning worden afgegeven waarvoor een besluit-m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Ter onderbouwing van de besluitvorming over het bestemmingsplan en de genoemde omgevingsvergunning heeft het bevoegd gezag ervoor gekozen een gecombineerd plan-/besluit-MER op te stellen.

De Commissie heeft het gecombineerde MER getoetst. Volgens de Commissie is in het MER niet voldoende informatie voor de besluitvorming aanwezig. Omdat in het MER niet consequent is omgegaan met de ontwikkelingen die zich sinds de startnotitie hebben voorgedaan, mist het MER vooral een eenduidige beschrijving van voornemen, huidige situatie en autonome ontwikkeling, en de daarbij horende effectbeschrijving. Ook de Passende beoordeling is daardoor onduidelijk. Verder mist voor pluimveehouderij Jansen (het besluit-m.e.r.-deel) de beschrijving van inrichtingsalternatieven, het meest milieuvriendelijk alternatief en de kwantificering van milieu-effecten. Het bevoegd gezag heeft aangegeven de plan-m.e.r.-procedure voor de wijziging van het bestemmingsplan en de besluit-m.e.r.-procedure voor de omgevingsvergunning weer te splitsen en de Commissie over beide rapporten opnieuw om advies te vragen.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie, met name over natuur en landelijk gebied.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2306

Realisatie van het groengebied De Omzoom, gemeente Zaanstad

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De gemeente Zaanstad wil haar bestemmingsplan voor het gebied De Omzoom aanpassen. Dit overwegend landbouwkundige gebied wil zij omvormen tot een groen recreatiegebied, bestaande uit 150 ha groengebied, waarvan 12 ha waterberging, 9 ha sportvoorziening en mogelijk een recreatie/kinderboerderij.

Richtlijnenfase
De Commissie adviseert in het MER vooral aandacht te besteden aan een visie op de ontwikkelingsmogelijkheden in het gehele bestemmingsplan (300 ha) die inzichtelijk maakt welke doelstellingen waar prioriteit hebben. Dit is relevant, omdat het voornemen (groengebied) maar een deel van het gebied beslaat waarvoor het bestemmingsplan wordt aangepast. Vanuit die visie is een onderbouwing nodig van de totstandkoming van het ontwerp inrichtingsplan, de milieuoverwegingen daarbij en welke vrijheidsgraden nog resteren. Ook vraagt de Commissie om een beschrijving van de milieugevolgen op basis van het bestemmingsplan als geheel, met nadruk op landschap en cultuurhistorie.

Toetsing
De Commissie is van oordeel dat het MER over het algemeen een goed beeld geeft van de milieugevolgen van het plan. Inzake de bezoekersaantallen en de effecten voor natuur en cultuurhistorie heeft zij voor enkele punten (in een voorlopig toetsingsadvies) om aanvullende informatie gevraagd. De gemeente heeft die informatie aangeleverd in de vorm van een Aanvullende notitie. Daarna heeft de Commissie een positief toetsingsadvies uitgebracht.

Robbert de Vries adviseerde in beide fasen, met name vanuit inrichtingsaspecten en vanuit bodem en water.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2283

Ruimte voor de Waal Nijmegen (Dijkteruglegging Lent)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2011.

De Gemeente Nijmegen en het Waterschap Rivierenland gaan in opdracht van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de dijkteruglegging langs de Waal bij Lent verder uitwerken. Om deze dijkverlegging te kunnen realiseren moet een dijkverleggingsplan worden opgesteld, een ontgrondingsvergunning worden aangevraagd en het bestemmingsplan worden gewijzigd. Het dijkverleggingsplan wordt goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland , de ontgrondingsvergunning wordt verleend door Gedeputeerde Staten van Gelderland en het bestemmingsplan moet worden vastgesteld door de Gemeenteraad van Nijmegen. Het project bouwt voort op het Rijksbesluit uit 2007 om het alternatief “dijkteruglegging” uit te voeren. Bij het project wordt m.e.r. doorlopen.

De Commissie voor de m.e.r. heeft in 2009 in haar adviesrichtlijnen aangegeven het belangrijk voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming te vinden dat het MER in ieder geval de volgende informatie bevat:
. een heldere beschrijving van de wijze waarop vanuit de meervoudige doelstelling van het project door middel van de bouwstenen de varianten worden ontwikkeld en welke vraagstukken in andere planprocessen worden uitgewerkt en onderbouwd en de consequenties die dat met zich meebrengt voor dit MER;
. een vergelijking en beoordeling van de verschillende varianten, met speciale aandacht voor het bereiken van de twee hoofddoelstellingen op het gebied van rivierverruiming en ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is aandacht voor de tijdelijke en permanente gevolgen van de activiteiten en varianten voor de soorten en habitattypen binnen de Natura 2000-gebieden Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal en voor de natuurdoeltypen en de soorten binnen de Ecologische Hoofdstructuur belangrijk.

In juni 2011 vond een tussentijdse toetsing plaats, waarbij de Commissie constateerde dat het concept-MER op een aantal punten nog enige verduidelijking en aanvullende informatie behoeft om het milieubelang volwaardig te kunnen mee wegen bij de besluitvorming. Deze informatie is mogelijk geheel of gedeeltelijk aanwezig in reeds bestaande documenten, die bij de toetsing van het definitieve MER zullen worden betrokken. De gemeente Nijmegen heeft het verzoek om een tussentijds toetsingsadvies ingetrokken.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer, met name op het gebied van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2257

Ring Utrecht

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009-2011.

Verbeteren van de doorstroming van verkeer in de provincie Utrecht, waarbij de nadruk ligt op het oplossen van de knelpunten op het wegennet rondom Utrecht. Yvonne van Manen was betrokken bij de advisering over de m.e.r.

De Commissie adviseerde in haar richtlijnenadvies om in het MER:
* een verkeerskundige probleemanalyse uit te werken en daaruit een integrale bereikbaarheidsdoelstelling af te leiden;
* de omgevingsdoelen voor ruimtelijke kwaliteit verder uit te werken; in een gebiedsgewijze benadering de (ruimtelijke) belangen en kansen tegen elkaar af te wegen;
* de systematiek van de Zevensprong van Verdaas te hanteren;
* op basis van de hoofdalternatieven één of meerdere voorkeursalternatieven en een meest milieuvriendelijk alternatief samen te stellen;
* aan te geven waar kansen, belemmeringen en beperkingen liggen voor de realisatie van omgevingsdoelen en de inpassing van infrastructuur.

De Commissie heeft het MER 1e fase getoetst en concludeert dat voldoende informatie aanwezig is om een besluit te kunnen nemen over een voorkeursalternatief. Het MER vormt een goede basis voor het vervolgproces van de tweede fase. Het proces van trechtering van alternatieven is inzichtelijk beschreven. De verkeerskundige onderbouwing van de probleemanalyse en de alternatieven is consistent uitgewerkt. Belangrijke conclusies uit het MER zijn:
* in fase 1a valt het alternatief ‘Spreiden’ in de vorm van een extra regionale ringweg af;
* de alternatieven OV+++ en KvU scoren positief op de omgevingsdoelstelling door lagere verkeersintensiteiten. Deze alternatieven worden in fase 1c niet verder uitgewerkt, omdat ze niet voldoen aan de NoMo-streefwaarden;
* de relatief zware invulling van prijsbeleid in het alternatief KvU leidt tot een aanzienlijke afname van het autoverkeer (en de filezwaarte) op het HWN;
* indien er geen op maat gesneden maatregelen aan de weginfrastructuur ter plekke worden getroffen, blijft de A27 Utrecht-Noord – Lunetten in de spits een probleemtraject;
* de wegalternatieven voldoen zonder uitvoering van mitigerende maatregelen niet aan de omgevingsdoelstellingen. Het uitwerken van mitigerende maatregelen voor geluid, luchtkwaliteit, gezondheid, externe veiligheid, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie en recreatie vormt daarom een belangrijk aspect voor de tweede fase van het MER.

De Commissie adviseert bij de keuze voor het voorkeursalternatief aan te geven hoe de omgevingsdoelstelling zich verhoudt tot de bereikbaarheidsdoelstelling. Daarnaast adviseert de Commissie aan te geven op welke wijze maatregelen en varianten die in het trechteringsproces van de eerste fase zijn afgevallen een plaats kunnen krijgen in de tweede fase of in het VERDER-programma. Het gaat daarbij om die maatregelen en varianten die op basis van de informatie uit het MER een positieve bijdrage kunnen leveren aan de bereikbaarheidsopgave van de regio en die een positief effect hebben op de leefomgeving. Indien maatregelen of varianten noodzakelijk zijn om de omgevingsdoelstelling van het project Ring Utrecht te behalen, zullen ze expliciet in de tweede fase moeten worden opgenomen.

Ring Utrecht 2e fase, onderdeel A12/A27

Op basis van de informatie uit de eerste fase is een voorkeursalternatief gekozen. In de tweede fase worden de effecten van het voorkeursalternatief inzichtelijk gemaakt. De Minister van I&M heeft, mede namens de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht, de Commissie m.e.r. gevraagd om een advies over reikwijdte en detailniveau van het MER voor de tweede fase.

Voor de tweede fase is het project gesplitst in 2 delen:

* De A12 en A27; hierover moet de Minister van I&M een Tracébesluit nemen;
* De Noordelijke Randweg Utrecht; hiervoor moet de gemeenteraad van Utrecht een bestemmigsplanwijziging vaststellen.

De Commissie beschouwt als hoofdpunten voor beide MER-ren in de 2e fase:

* een beschrijving van de verkeers- en de omgevingsdoelstelling en toetsing van de varianten aan deze doelstellingen in 2030;
* een transparante weergave van het selectieproces van de voorkeursvariant en de afwegingen die daarin worden gemaakt;
* de milieueffecten inclusief de cumulatie van gelijksoortige effecten van verschillende bronnen;
* visualisaties van de kansen en mogelijkheden om de leefomgevingskwaliteit te laten verbeteren;
* een goede samenvatting.

De Commissie gaat in het advies uitvoerig in op het selectieproces van de uiteindelijke variant. Ook adviseert de Commissie voor de A12 / A27 en de Noordring eenzelfde systematiek te volgen. Zo blijft de onderlinge samenhang gewaarborgd.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2505

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2506

Ruimte voor de Rivier: project Munnikenland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2011.

Het project Ruimte voor de Rivier Munnikenland behelst een vergraving van de Brakelse Benedenwaarden en een dijkverlegging in de Polder het Munnikenland langs de Waal. Het MER geeft een goed beeld van de bandbreedte aan mogelijke alternatieven en de milieueffecten.

Toetsing van het MER
Het MER is overzichtelijk en goed geïllustreerd. De beschrijving van doelstellingen, alternatieven en effecten is evenwichtig en over het algemeen voldoende onderbouwd. De Commissie plaatst enkele kanttekeningen bij de uitwerking van het voorkeursalternatief en de onderbouwing van de effectbeoordeling:
. Hoewel het MER de bandbreedte aan mogelijke alternatieven goed beschrijft is uit het MER niet duidelijk of alle kansen om het voornemen (vanuit milieuoogpunt) te optimaliseren in beschouwing zijn genomen.
. De beoordeling van effecten op het aspect cultuurhistorie is onvoldoende onderbouwd en gedeeltelijk onjuist, waardoor het voorkeursalternatief ’te positief’ wordt gewaardeerd. Omdat de cultuurhistorische waarden en de effecten daarop wel uitgebreid beschreven zijn en de verschillen tussen de alternatieven niet erg groot zijn, is de informatie voor de besluitvorming voldoende.
De Commissie heeft enkele aanbevelingen gedaan voor de verdere uitwerking van het voornemen.

Tussentijdse toetsing
Ter ondersteuning van de tussentijdse besluitvorming over het voorkeursalternatief heeft de Commissie een tussentijdse toetsing uitgevoerd op basis van een concept-MER. De Commissie vond dat het concept-MER voldoende informatie bevat voor de besluitvorming over het uit te werken voorkeursalternatief, maar had daarbij wel enkele kanttekeningen en aanbevelingen voor het vervolg. Deze aanbevelingen hebben betrekking op:
. de nadere uitwerking van het voorkeursalternatief, het mma en mogelijke varianten;
. het doelbereik en de nadere uitwerking van gevolgen voor hoogwaterveiligheid, bodem en water, natuur, landschap en cultuurhistorie.

Richtlijnenadvies
In het richtlijnenadvies vroeg de Commissie met name aandacht voor de alternatievenontwikkeling vanuit de meervoudige doelstelling van het project. De alternatieven moeten getoetst worden aan het doelbereik en milieueffecten, waarbij effecten op natuur, landschap en cultuurhistorie speciale aandacht behoeven.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de m.e.r., met name op het gebied van natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1998

Verbetering van de Diefdijklinie tussen Everdingen en Gorinchem

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2011.

Uit onderzoek blijkt dat de Diefdijklinie op meerdere plaatsen niet meer voldoet aan de huidige veiligheidsnormen. Voor de verbetering van de Diefdijklinie dient een dijkversterkingplan te worden vastgesteld door Waterschap Rivierenland. Dit plan moet worden goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht. Voor deze goedkeuring is wettelijk vastgelegd dat de milieueffectrapportage (m.e.r.)-procedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht de bevoegde instanties. De Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is het coördinerend bevoegd gezag.

Richtlijnadvies:

De Commissie adviseert om in het MER een totaalvisie op de ontwikkeling van de Diefdijklinie, leidend tot duurzame alternatieven te beschrijven. Daarnaast adviseert zij een meest milieuvriendelijk alternatief te maken waarin een optimale combinatie van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische maatregelen is opgenomen.

Toetsingsadvies

De Commissie is van oordeel dat het MER afdoende milieuinformatie bevat. Het MER is zeer uitgebreid en omvangrijk. Er is in het MER veel en goed kaartmateriaal opgenomen. Ook zijn de resultaten van de uitgevoerde berekeningen inzichtelijk weergegeven. Ondanks de hoeveelheid informatie is, door de gekozen structuur van de rapportages, deze goed toegankelijk. De samenvatting geeft de inhoud van het MER duidelijk weer. Het veiligheidsprobleem is goed en gedegen in kaart gebracht. Er is een duidelijke visie op de dijk en de dijkversterking. De uitgangspunten en de afgeleide alternatieven volgen hier logischerwijs uit.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie m.e.r., met name vanuit de aandachtsvelden natuur en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2049

Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas en MER Bentwoud

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2001 2003 2008 2011.

De provincie Zuid-Holland, de Dienst Landelijk Gebied , de gemeente Rijnwoude en de gemeente Waddinxveen zijn bezig met de ontwikkeling en aanleg van het natuur- en recreatiegebied Bentwoud. Het Bentwoud is gelegen in de gemeenten Rijnwoude en Waddinxveen. De gemeenten passen hun bestemmingsplannen aan waarbij m.e.r.-procedures worden doorlopen. Een eerder opgesteld MER is daarbij geactualiseerd.

De Commissie is van oordeel dat het geactualiseerde MER voldoende informatie bevat voor de besluitvorming over het Rijnwoudse deel van het gebied. Voor het Waddinxveense deel van het gebied is alleen voldoende informatie aanwezig indien geen randweg in het gebied gerealiseerd zal worden.
De Commissie geeft aanbevelingen voor een verdere actualisering van het MER indien wordt besloten een randweg aan te leggen, daarnaast geeft zij aanbevelingen op het gebied van natuur, water, evaluatie en beheer. De Commissie heeft ook een geactualiseerde versie van het MER voor het Waddinxveense deel van het Bentwoud getoetst. Zie voor onder het project Westelije randweg Waddinxveen.

Robbert de Vries is vanuit de Commissie betrokken geweest bij al deze toetsingen, met name vanuit de aandachtsvelden inrichting, bodem en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1161

Natuuropgave Krimpenerwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2011.

De Strategiegroep Veenweidepact Krimpenerwaard heeft het voornemen om circa 2450 hectare nieuw begrensde natuurgebieden te realiseren in de Krimpenerwaard. Om dit mogelijk te maken worden de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk en Vlist gewijzigd. Voor het besluit hierover is de milieueffectrapportage (m.e.r.)- procedure doorlopen. Coördinerend bevoegd gezag is de Gemeente Nederlek.

In haar richtlijnadvies heeft de Commissie aanbevolen om in het MER een landschapsecologische gebiedsanalyse voor de Krimpenerwaard op te nemen en op basis van deze analyse de allocatie, haalbaarheid en wenselijkheid van natuurdoeltypen te bepalen.

De Commissie is van oordeel dat voor het vaststellen van de in het MER voorgestelde natuurbegrenzing in de bestemmingsplannen voldoende milieu-informatie beschikbaar is. Het MER is niet samen met de (voor)ontwerpbestemmingsplannen ter visie gelegd. Daardoor is nog niet te beoordelen of het MER hieraan ten grondslag kan liggen. Voorafgaand aan de besluitvorming zal het bevoegd gezag moeten vaststellen of het MER ten grondslag kan liggen aan het besluit, danwel dat er nog een aanvulling op het MER nodig is. De initiatiefnemer heeft in een mondelinge toelichting aangegeven dat zeer waarschijnlijk delen van de Groene Ruggegraat, waar het voornemen onderdeel van uitmaakt, een andere invulling gaan krijgen dan oorspronkelijk. Het is dan ook niet uit te sluiten dat een ander dan nu in het MER beschreven alternatief, daadwerkelijk in de plannen zal worden opgenomen. Dit leidt niet op voorhand tot essentiële tekortkomingen in het MER. Indien een heroriëntatie op de inrichting plaatsvindt, ontbreekt mogelijk essentiële informatie in het MER voor het meewegen van het milieubelang. De Commissie adviseert in die situatie het MER aan te vullen met:
• een of meerdere alternatieven die passen bij de herziene inrichting;
• en daarbij tevens de systeemanalyse te verfijnen om de precieze allocatie en inrichting van bepaalde natuurtypen, zoals botanisch grasland te onderbouwen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2010

Bestemmingsplan Buitengebied Gennep

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Gennep wil haar bestemmingsplan buitengebied herzien. Vanwege de nabijheid van Natura 2000-gebieden en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie is van oordeel dat in het MER niet alle essentiële informatie aanwezig is. In het MER ontbreekt een volledig worst-case-scenario waarin de maximale gevolgen van het bestemmingsplan in beeld worden gebracht. Aanvulling van het MER op dit aspect zal echter de conclusies niet veranderen. Uit het MER en de Passende beoordeling blijkt dat in alle drie de onderzochte scenario’s de depositie van stikstof op Natura 2000-gebied toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Omdat de depositie van deze stoffen in de natuurgebieden al hoger dan de kritische depositiewaarde is, is aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over natuur en de passende beoordeling. Het ging met name om de milieugebruiksruimte voor de (intensieve) veehouderij in relatie tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2376

Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Westerveld

In opdracht van Commissie m.e.r., in 20102011.

De gemeente Westerveld stelt een Bestemmingsplan Buitengebied op. Het bestemmingsplan biedt onder andere ruimte voor uitbreiding en nieuwvestiging van veehouderijen en kampeerterreinen. Uit het MER en de aanvulling daarop blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kan worden uitgesloten.

Toetsing van het MER

In het voorlopige toetsingsadvies constateerde de Commissie dat in het MER informatie ontbrak die naar haar oordeel essentieel was voor de besluitvorming over het bestemmingsplan. Daarop is een aanvulling op het MER opgesteld, die de Commissie heeft betrokken bij haar oordeel.

Ook bij toetsing van het MER en de aanvulling tezamen constateert de Commissie dat er essentiële informatie voor de besluitvorming ontbreekt, namelijk inzicht in de omvang van de effecten die kunnen optreden als de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan worden ingevuld. Daarbij gaat het vooral om effecten van nieuwvestiging van kampeerterreinen en stikstofdepositie door veehouderijen. Aanvulling van het MER op dit aspect zal de conclusies echter niet wezenlijk veranderen.

De effectbeoordeling in het MER en de aanvulling is globaal. De effectbeoordeling voor landschap en cultuurhistorie is daarnaast weinig navolgbaar. De werkelijke effecten zullen afhangen van de daadwerkelijke invulling van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt. De waarborgen vanuit landschap en cultuurhistorie, inclusief archeologie, zijn in het ontwerp-bestemmingsplan wel duidelijk ingevuld via het beeldkwaliteitsplan respectievelijk de (aanstaande) cultuurhistorische waardenkaart.

Reikwijdte en detailniveau

In het advies voor reikwijdte en detailniveau voor het MER gaf de Commissie aan de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport te beschouwen. Dat wil zeggen dat voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming het MER in ieder geval onderstaande informatie moet bevatten:
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die vooral bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring) en landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een onderbouwing van de totstandkoming van de alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituaties (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de maximaal mogelijke effecten van het voornemen op natuur, door onder andere depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden. Neem een passende beoordeling in het MER op wanneer significante negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
– de positieve of negatieve effecten van het plan op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, het landschap en de cultuurhistorische / archeologische waarden;
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2393

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan vast te leggen voor het buitengebied. Vanwege activiteiten hierni die mogelijk invloed hebben op Natura 2000-gebieden, wordt een passende beoordeling opgesteld. Hiermee onstaat voor dit besluit de plan-MER-plicht.

2010: Adviesvraag teruggetrokken

De gemeente Midden-Drenthe heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER voorlopig teruggetrokken. Ook het ontwerp bestemmingsplan zelf is voorlopig teruggetrokken.

2011: toetsingsadvies over nieuw MER

De gemeente Midden-Drenthe heeft opnieuw een nieuwe m.e.r.-procedure opgestart voor de besluitvorming over het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. De gemeente heeft een toetsingsadvies gevraagd voor het nieuwe plan-MER.

Het MER geeft goed inzicht in de bijdrage vanuit de emissiebronnen in de gemeente aan de huidige stikstofdepositie en toekomstige stikstofemissies.
Uit de Passende beoordeling blijkt dat aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden door verzuring & vermesting, verstoring of verdroging als gevolg van de ontwikkelingen in de (intensieve) veehouderij, (verblijfs)recreatie en (permanente) bosontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet zijn uit te sluiten. In het MER wordt beschreven hoe potentieel negatieve gevolgen verminderd of voorkomen kunnen worden door het toepassen van mitigerende maatregelen. Ook wordt in het MER aangegeven dat alvorens de genoemde ontwikkelingen mogelijk te maken aan de Natuurbeschermingswet zal worden getoetst en indien nodig een vergunning moet worden aangevraagd. Hiervoor is de gemeente geen bevoegd gezag. In het advies geeft de Commissie een aantal aanbevelingen voor de vervolgbesluitvorming op het gebied van de samenvatting, effecten op natuur en geurhinder.

Yvonne van Manen was vanuit de Cmer betrokken bij de beoordeling van de passende beoordeling en de toetsing van het plan-MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2382

Buitengebied 2010, Rhenen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Rhenen wil haar bestemmingsplannen voor het buitengebied actualiseren. Omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als hoofdpunten voor het op te stellen milieueffectrapport:
– een integrale visie op de gewenste ontwikkeling van het buitengebied, met duidelijk omschreven ambities, die kan dienen als toetsingskader voor de beoordeling van alternatieven;
– een onderbouwing van de totstandkoming van de uitgewerkte alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
– de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door randvoorwaarden vanuit natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), geluid, geur, fijn stof, landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
– een zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.

De gemeente Rhenen heeft de adviesvraag aan de Commissie over het plan-MER in september 2010 teruggetrokken. De gemeente heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan buitengebied Rhenen op een aantal essentiële onderdelen wordt heroverwogen. Dit leidt tevens tot aanpassingen van het plan MER.

De Commissie voor de milieueffectrapportage (verder de Commissie ) signaleerde bij toetsing van het plan-MER in januari 2011 een aantal tekortkomingen, die zij essentieel achtte voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. De gemeente heeft daarop aanvullende informatie aangeleverd met daarin de volgende onderdelen:
• de vertaalslag van het beleidskader naar randvoorwaarden voor het plan;
• de inhoud van de vergeleken alternatieven;
• de onderbouwing van de referentiesituatie en autonome ontwikkeling;
• de milieugebruiksruimte voor ammoniak, geur en luchtkwaliteit (fijn stof);
• de effecten van het plan op natuur, landschap en cultuurhistorie / archeologie;
• de effectbeoordeling en de op basis hiervan getrokken conclusies.
Verder is in de aanvulling op het MER een Passende beoordeling opgenomen.

De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling samen voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan buitengebied. Uit het MER en de aanvulling blijkt onder meer dat een toename in ammoniakdepositie op de in de omgeving liggende Natura 2000-gebieden niet is uitgesloten en dat daarmee significant negatieve gevolgen niet zijn uit te sluiten zonder mitigerende maatregelen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer tijdens de m.e.r.-procedure, in het bijzonder ten aanzien van natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2389

Bestemmingsplan buitengebied Montferland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Montferland stelt een nieuw bestemmingsplan op voor het buitengebied. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk. Het initiatief is m.e.r.-plichtig. De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport:
* een onderbouwing van de totstandkoming van de uitgewerkte alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkelingen);
* de ‘milieugebruiksruimte’ in het gebied, die mede bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen, verstoring), geluid en geur, landschap en cultuurhistorie;
* de maximaal mogelijke effecten op de Natura 2000-gebieden (indien nodig met een in het MER opgenomen passende beoordeling) en de Ecologische Hoofdstructuur;
* de relatie met en de cumulatieve milieueffecten van te verwachten ontwikkelingen in het landbouwontwikkelingsgebied Azewijn;
* de positieve of negatieve effecten van het plan (en de alternatieven) op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, het landschap en de cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

Yvonne van Manen was als lid van de Cmer betrokken bij de advisering, meet name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2437

Tuinbouwvestiging De Kievit, Peel en Maas

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Peel en Maas wil een bestemmingsplan vaststellen om de vestiging van 151 ha glastuinbouw mogelijk te maken. Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure gevolgd. Bevoegd gezag voor deze procedure is de gemeenteraad van Peel en Maas. De notitie Reikwijdte en Detailniveau is uitgebreid en bevat veel informatie die bruikbaar is voor het MER. De Commissie acht de volgende informatie essentieel voor het MER:

* de onderbouwing van nut en noodzaak en van de locatiekeuze binnen het gemeentelijke grondgebied
* een beschrijving van de effecten op natuur en beschermde natuurgebieden waaronder Natura 2000-gebieden en EHS gebieden
* een beschrijving van de effecten van de Kievit op de waterhuishouding
* een beschrijving van mogelijke lichthinder
* inzicht in de landschappelijke inpassing;
* een heldere samenvatting.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Cmer met name voor de aspecten bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2498

Bestemmingsplan Piekberging Haarlemmermeer

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer bereidt het opstellen van een bestemmingsplan voor de piekberging van water in het zuidwesten van de Haarlemmermeer voor. Het Hoogheemraadschap van Rijnland wil de capaciteit van het hoofdwatersysteem vergroten door een piekberging van 1 miljoen kubieke meter te realiseren. Ter ondersteuning aan de besluitvorming over het bestemmingsplan wordt vrijwillig een procedure voor de milieueffectrapportage doorlopen. De gemeenteraad van Haarlemmermeer is bevoegd gezag.
De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport:

* een onderbouwing van de locatiekeuze voor de piekberging;
* inzicht in de gevolgen van inundaties;
* inzicht in de wijze waarop wordt omgegaan met landschap en cultuur;
* inzicht in de effecten op de gebruiksfuncties in het gebied.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie, met name over waterhuishouding en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2509

Kustversterking Noorderstrand bij Renesse

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

Het Waterschap Scheldestromen wil de primaire waterkering bij het Noorderstrand versterken zodat deze 50 jaar voldoet aan de geldende normen, rekening houdend met de huidige inzichten in de effecten van zeespiegelrijzing. Het dagelijks bestuur van het Waterschap is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het daarvoor benodigde projectplan.

Het Noorderstrand is gelegen aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen en bevindt zich ten oosten van Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) en ten westen van de Brouwersdam. Dit strand is voorzien van een smalle duinstrook, die onder beheer valt van het Waterschap Scheldestromen. Het natuurgebied in het plangebied (de Zoeten en Zouten Haard) is in beheer bij en in eigendom van Staatsbosbeheer.

Omdat de kustversterking een lengte heeft van minder dan 5 km is geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Mede gezien het feit dat het project is gelegen in de Natura 2000-gebieden ‘Voordelta’ en ‘Kop van Schouwen’ (en een passende beoordeling wordt opgesteld), heeft het Waterschap besloten om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Er is voor gekozen om een gecombineerde plan/project-MER op te stellen en daarbij de procedure voor project-m.e.r. te doorlopen.

De Commissie voor de m.e.r. signaleert bij toetsing van het MER enkele tekortkomingen, die zij essentieel vindt voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. Het gaat daarbij om:
. gebrek aan inzicht in de autonome ontwikkeling, waardoor een onderbouwing van de noodzaak voor het voornemen vanuit veiligheid onvoldoende kan worden gegeven en de volgende alternatieven onvoldoende op relevantie kunnen worden beoordeeld:
. een nulplus-alternatief (waarin met gerichte beheermaatregelen ontwikkelingen in de bank- en slenkmorfologie van het strand die voor de hoogwaterveiligheid ongewenst zijn, tijdig en doeltreffend kunnen worden gekeerd);
. variant 1b (zeewaartse oplossing, duinverzwaring + suppletie strand);
. de beschrijving van de compenserende maatregelen voor de natuur in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Flora- en faunawetgeving.

De Commissie adviseert in het uitgebrachte toetsingsadvies om het MER op deze punten aan te vullen, alvorens een besluit over het voornemen te nemen. Het bevoegd gezag heeft naar aanleiding daarvan aangegeven dat aanvullende informatie zal worden verzameld ten aanzien van:
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de voorkomende habitattypen in het plangebied;
. morfologisch onderzoek naar de autonome ontwikkeling;
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de waterkwaliteit in het gebied.

Het bevoegd gezag heeft de Commissie m.e.r. gevraagd deze aanvullende informatie te toetsen op het moment dat deze beschikbaar is. Op dat moment zal de Commissie een aanvullend toetsingsadvies uitbrengen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage, met name vanuit het aandachtsveld natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2503