Tuinbouwvestiging De Kievit, Peel en Maas

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Peel en Maas wil een bestemmingsplan vaststellen om de vestiging van 151 ha glastuinbouw mogelijk te maken. Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure gevolgd. Bevoegd gezag voor deze procedure is de gemeenteraad van Peel en Maas. De notitie Reikwijdte en Detailniveau is uitgebreid en bevat veel informatie die bruikbaar is voor het MER. De Commissie acht de volgende informatie essentieel voor het MER:

* de onderbouwing van nut en noodzaak en van de locatiekeuze binnen het gemeentelijke grondgebied
* een beschrijving van de effecten op natuur en beschermde natuurgebieden waaronder Natura 2000-gebieden en EHS gebieden
* een beschrijving van de effecten van de Kievit op de waterhuishouding
* een beschrijving van mogelijke lichthinder
* inzicht in de landschappelijke inpassing;
* een heldere samenvatting.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Cmer met name voor de aspecten bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2498

Bestemmingsplan Piekberging Haarlemmermeer

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer bereidt het opstellen van een bestemmingsplan voor de piekberging van water in het zuidwesten van de Haarlemmermeer voor. Het Hoogheemraadschap van Rijnland wil de capaciteit van het hoofdwatersysteem vergroten door een piekberging van 1 miljoen kubieke meter te realiseren. Ter ondersteuning aan de besluitvorming over het bestemmingsplan wordt vrijwillig een procedure voor de milieueffectrapportage doorlopen. De gemeenteraad van Haarlemmermeer is bevoegd gezag.
De Commissie voor de m.e.r. beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport:

* een onderbouwing van de locatiekeuze voor de piekberging;
* inzicht in de gevolgen van inundaties;
* inzicht in de wijze waarop wordt omgegaan met landschap en cultuur;
* inzicht in de effecten op de gebruiksfuncties in het gebied.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie, met name over waterhuishouding en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2509

Structuurvisie FlorijnAs, Assen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Assen heeft het voornemen om een bestaande noord-zuidroute door de stad op te waarderen om de bereikbaarheid van de stad te verbeteren en ruimtelijke ontwikkelingen langs de route mogelijk te maken. Om te kunnen besluiten over de realisatie van deze ontwikkelingen worden een structuurvisie en een plan-MER opgesteld.

Yvonne adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over reikwijdte en detailniveau van het op te stellen MER. In haar advies vraagt de Commissie om de vormgeving en inrichting van de weg en de consequenties van deze aanpassingen voor het stedelijk netwerk van verbindingen in beeld te brengen. Verder moet het MER de samenhang tussen de geplande ruimtelijke ontwikkelingen beschrijven, de (milieu-)randvoorwaarden die voor die ontwikkelingen gelden, de onzekerheden in de uitvoering en de mogelijkheden voor fasering. Tenslotte moeten ook de (cumulatieve) effecten op de leefbaarheid zichtbaar gemaakt worden die het gevolg zijn van wijzigingen in verkeerspatronen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2522

Bestemmingsplan Cantineweg Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Katwijk heeft het voornemen de Cantineweg opnieuw in gebruik te nemen als tijdelijke verbinding tussen de Westerbaan en de Meeuwenlaan in afwachting van realisering van een permanente nieuwe verbinding. Dit tijdelijke gebruik wordt in een bestemmingsplan vastgelegd. Het gebruik als verbindingsweg was tussen 25 augustus 2004 en 25 augustus 2009 geregeld met een tijdelijke vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan. Toen de vrijstelling via deze procedure niet kon worden verlengd, is de weg als doorgaande route afgesloten.

Omdat significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebied niet bij voorbaat kan worden uitgesloten, wordt de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.

De Commissie adviseerde in haar advies over de reikwijdte en detailniveau in het MER in te gaan op:
de vraag in hoeverre het voornemen de verkeersproblemen (tijdelijk) oplost en of er alternatieve oplossingen zijn die beter scoren;
te verwachten wijzigingen in de verkeersstromen en de effecten daarvan voor geluid, luchtkwaliteit en natuur.
Wanneer significante gevolgen voor de Natura 2000 niet kunnen worden uitgesloten, moest het MER een Passende beoordeling bevatten.

De Commissie heeft de m.e.r.-procedure met een positief toetsingsadvies afgesloten. Zij adviseert bij het bestemmingsplan aan te geven hoe de beheermaatregelen die nodig zijn in het Natura 2000-gebied, zijn geborgd. Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de toetsing van het MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2465

Structuurvisie en bestemmingsplan buitengebied Barneveld

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Barneveld wil de plannen die zij heeft met haar buitengebied vastleggen in een structuurvisie en een bestemmingsplan. Het gaat onder andere om een schaalvergroting in de veehouderij. Robbert de Vries was vanuit de Commissie voor de m.e.r. betrokken bij de toetsing van het MER, met name op de gebieden bodem, water, natuur en landelijk gebied.

Artikel uit ‘Barneveld Vandaag’ 09 jun 2011 MER-commissie: ‘zuiver vergelijken’

BARNEVELD – Barneveld moet zich niet rijk rekenen als het om uitbreidingsruimte voor de landbouw gaat. Daarvoor waarschuwt de Commissie voor de Milieueffectrapportage in haar advies voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied.
Het bestemmingsplan Buitengebied moet op zuivere gegevens berusten.
Het bestemmingsplan Buitengebied moet op
zuivere gegevens berusten.

In het Milieu Effect Rapport (MER) moeten de milieugevolgen van een nieuw bestemmingsplan worden afgezet tegen de bestaande situatie. Het is daarbij essentieel, wat precies met wat vergeleken wordt.
Zo blijkt in de praktijk de gemiddelde veebezetting bij boeren bedrijven om uiteenlopende redenen zo’n 34 procent lager te zijn dan waarvoor vergunning is verleend.
De MER-commissie wijst er echter op, dat daar in de emissierechten al rekening mee is gehouden.
Verder moeten de gevolgen van een bestemmingsplan altijd gemeten worden aan het ‘worst case-scenario’. De maximaal mogelijke milieugevolgen moeten dus worden beoordeeld. Het is dus zinniger om de oude en de nieuwe situatie beide vanuit de maximale mogelijkheden te vergelijken.

Tot slot wijst de MER-commissie op de mogelijke gevolgen van recreatie. Gelet moet worden op versnippering van leefgebied en kwetsbare leefgebieden van zeldzame diersoorten. In de vergelijking van huidige en nieuwe situatie mogen illegale activiteiten niet worden meegenomen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2534

Partiële herziening Provinciale Structuurvisie 2011, provincie Zuid-Holland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De provincie Zuid-Holland bereidt een herziening van de provinciale structuurvisie (PSV) voor, waarmee onder andere uitbreiding van glastuinbouwgebied bij Nieuwkoop mogelijk wordt gemaakt. Het MER laat zien dat er negatieve gevolgen voor het landschap van het Groene Hart te verwachten zijn. Gevolgen voor water en natuur zijn nog afhankelijk van de nadere uitwerking.

Toetsing van het MER
Het MER gaat alleen in op de effecten van de uitbreiding van het glastuinbouwgebied. Van de overige onderdelen van het plan is na een eerste analyse geconcludeerd dat geen nadere beschouwing van milieueffecten nodig is. De Commissie vindt dat het MER voldoende informatie voor de besluitvorming bevat. De effectbeoordeling is beknopt en kwalitatief. Daarbij heeft de Commissie enkele kanttekeningen. Deze leiden niet tot andere conclusies, maar wel tot aandachtspunten voor het vervolg. Verder adviseert de Commissie om in het definitieve plan te verduidelijken waarom de betreffende locatie is aangewezen voor uitbreiding van glastuinbouwgebied en hoe met de uitgifte daarvan wordt omgegaan.

Reikwijdte en detailniveau
De Commissie vindt het essentieel dat het MER de volgende informatie bevat:
. beschrijving van de onderdelen van de partiële herziening en onderbouwing van de keuze om deze wel of niet in het MER op te nemen;
. inzicht in de gevolgen voor Natura 2000-gebieden, op basis van een Passende Beoordeling;
. beschrijving van de planonderdelen glastuinbouwgebied Nieuwkoop en Recreatievisie Goeree-Overflakkee, mogelijke alternatieven daarvoor en de effecten daarvan.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de m.e.r., met name over bodem, water, natuur en landelijk gebied.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2535

Advisering Vermilion Oil & Gas Netherlands

In opdracht van Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. via DHV B.V., in 2010.

Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. heeft het voornemen proefboringen te doen en gas te winnen nabij Follega en Delfstrahuizen. In het gebied bestaat onrust en verzet tegen het voornemen omdat de bevolking vreest voor bodemdaling en dientengevolge schade aan bebouwing en landerijen. Robbert de Vries adviseert via DHV B.V. aan de directie van Vermilion ten behoeve van voorlichting en milieueffectrapportage.

Projectleiding opstellen Ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan Groningen

In opdracht van Provincie Groningen, in 2009 2010.

Ambitiekaart ten behoeve van het Natuurbeheerplan Groningen

Onderdeel van het Natuurbeheerplan Groningen zijn de beheertypenkaart en de ambitiekaart. De beheertypenkaart geeft, uitgedrukt in beheertypen volgens de Index Natuur, Landschap en Recreatie, de huidige beheersituatie weer. De ambitiekaart beschrijft eveneens op basis van beheertypen de gewenste situatie op de (middel)lange termijn, waarbij als indicatie de situatie vanaf circa 2025 aangehouden wordt, omdat ervan uitgegaan mag worden dat op die termijn de gehele ecologische hoofdstuctuur ingericht is en ook voldaan wordt aan abiotische randvoorwaarden door onder meer de implementatie van de kaderrichtlijn water. Uitgangspunt voor de ambitiekaart is dat ‘hoogwaardige’ beheertypen behouden blijven en dat ‘laagwaardige’ beheertypen zo mogelijk doorontwikkeld worden. Bostypen met productiedoelstelling zijn binnen de EHS omgezet naar de corresponderende bostypen zonder productiedoelstelling, met uitzondering van een aantal gebieden in beheer bij Staatsbosbeheer.

Voor Natura 2000-gebieden gelden op grond van de Natuurbeschermingswet specifieke instandhoudingsdoelen, uitgedrukt in soorten en habitattypen. Per instandhoudingsdoel is een behouds- of een verbeterdoelstelling ten aanzien van oppervlakte en/of kwaliteit geformuleerd. Via een vertaaltabel is een omzetting mogelijk van habitattype naar beheertype ten behoeve van de ambitiekaart. Waar de overeenkomstige beheertypen in de huidige situatie al voorkomen zijn deze overgenomen op de ambitiekaart. Omdat binnen de Natura 2000-gebieden relatief hoge beheersinspanningen mogen worden verwacht kunnen percelen met een op de beheertypenkaart ‘laagwaardiger’ aanduiding worden omgevormd tot een van de typen die corresponderen met de instandhoudingsdoelen. Ook voor soorten zijn vaak speciale kernopgaven geformuleerd welke de te maken keuze voor de ambitiekaart nader specificeren.

Inhoudelijk is de keuze voor het toekennen van beheertypen aan de ambitiekaart gebaseerd op aanwezige waarden (zoekgebieden akker- en weidevogels, essen), abiotische omstandigheden (met name hoogteligging, bodem, grondwatertrap, kwel), vegetatiekundige en faunistische kennis van provinciale medewerkers en beleidsmatige keuzes. Zo heeft de provincie in het Natuurbeheerplan streefbeelden natuur beschreven per deelgebied. Deze bieden houvast bij het opstellen van de ambitiekaart.

Bij het toekennen van beheertypen is bovendien gebruik gemaakt van de natuurdoeltypenkaart uit 2001. Met behulp van eerdergenoemde vertaaltabel zijn daartoe de vroegere natuurdoeltypen omgezet naar beheertypen volgens de Index.

Op de ambitiekaart duidt de kleur van een kaartvlak het daar geambieerde beheertype aan. Binnen een beheertype is volgens afspraak maximaal 20% ‘vervuiling’ met andere beheertypen mogelijk; vaak is er evenwel de voorkeur aan gegeven afwijkende beheertypen zelfstandig aan te duiden op de kaart of de variatie binnen het kaartvlak aan te geven door onderscheid te maken tussen een dominant beheertype en bijkomende beheertypen. Het natuurbeleid is erop gericht dat het dominante beheertype wordt gerealiseerd op het overgrote deel van het gebied, terwijl de bijkomende typen met een beperkte oppervlakte worden gerealiseerd op plaatsen waar het dominante type niet haalbaar is vanwege abiotiek of externe invloeden. De bijkomende beheertypen geven ruimte voor de natuurlijke ontwikkeling van het terrein, waarmee voorkomen wordt dat de ambitiekaart te rigide wordt.

De ambitiekaart is vastgesteld door gedeputeerde staten van Groningen.

Meer informatie:

Link: http://www.infopuntgroningen.nl

Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2010.

De Provincie Zuid-Holland stelt een structuurvisie op voor de periode tot 2020. In de structuurvisie wordt een (integrale) afweging gemaakt voor de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland. Daarvoor wordt de plan-m.e.r.-procedure gevolgd. De provincie heeft de intentie de reikwijdte van het plan-MER te verruimen naar een ‘duurzame ontwikkelingsbeoordeling’. Dat wil zeggen dat niet alleen de gevolgen voor het milieu worden beoordeeld, maar ook sociaal-culturele en economische gevolgen. Bovendien worden ook effecten op langere termijn (2040) en elders (buiten de provincie Zuid-Holland) bij de beoordeling betrokken.

Uit het MER blijkt dat voor veel thema’s is gekozen voor voortzetting van bestaand beleid. Deels zijn keuzes op de onderzoeksagenda geplaatst. Daardoor zijn verschillen tussen alternatieven in het MER klein. Duurzaamheidsambities werken nog nauwelijks door in beleidskeuzes, maar kunnen in het vervolg wel een belangrijke rol spelen.
De effecten van de alternatieve beleidsscenario’s zijn in het MER op basis van expert judgement bepaald. De onderbouwing van de effectscores is niet altijd navolgbaar.
In het MER ontbrak een passende beoordeling, waardoor de gevolgen van de keuzes die in de PSV worden gemaakt voor Natura 2000-gebieden onvoldoende duidelijk waren. In een aanvulling op het MER is een globale passende beoordeling opgenomen, die inzicht geeft in de mogelijke risico’s voor Natura 2000-gebieden. De Commissie deelt niet de conclusie dat uit deze globale inventarisatie blijkt dat de effecten op Natura 2000-gebieden beperkt zijn.

Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij de advisering over reikwijdte en detailniveau en de toetsing van het MER, met name met betrekking tot aspecten als landelijk gebied, bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2117

Plan-MER Buitengebied Salland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2010.

De gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte stellen in samenwerking ieder een nieuw bestemmingsplan op voor hun buitengebieden. Omdat deze drie bestemmingsplannen kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten (intensieve veehouderij) en omdat mogelijk een passende beoordeling volgens de natuurbeschermingswet 1998 moet worden opgesteld, wordt voor deze bestemmingsplannen gezamenlijk een plan-m.e.r.-procedure doorlopen. Bevoegd gezag voor deze procedure zijn de gemeenteraden van de bovengenoemde gemeenten.

Richtlijnenfase:
De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport :
– een beschrijving van de referentiesituaties;
– een beschrijving van de alternatieven die mogelijk zijn binnen de beschikbare milieugebruiksruimte en de overige randvoorwaarden;
– de effecten van de emissie van geur, fijn stof en verzurende/vermestende stoffen;
– de maximaal mogelijke effecten van de activiteit op natuur, zoals depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden en de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

In het geval significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten, dient een passende beoordeling in het MER te worden opgenomen.

Toetsingsfase:
Tijdens de toetsing van het MER heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Commisse voor de m.e.r. (verder te noemen de Commissie) en de Sallandse gemeenten. Daarin heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat naar haar oordeel het MER op een aantal onderdelen onvolledig is. Naar aanleiding hiervan hebben de gemeenten een aanvulling aangeleverd op de volgende punten:
• de referentiesituatie;
• effecten op Natura 2000-gebieden en een passende beoordeling;
• het aandeel rundveehouderij;
• de AMvB Huisvesting;
• navolgbaarheid van enkele berekeningen;
• mitigerende maatregelen landschap.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming over het bestemmingsplan in het MER en de aanvulling tezamen aanwezig is. De Commissie onderschrijft echter de conclusie uit de passende beoordeling niet.

In de aanvulling worden de ontwikkelingen van de dieraantallen over de jaren inzichtelijk gemaakt. Ook worden opnieuw conclusies getrokken over de effecten op Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel. Bij deze conclusies worden de alternatieven vergeleken met de huidige, vergunde, situatie (vergunde dieraantallen). Uit de Natuurbeschermingswet volgt echter dat moet worden vergeleken met de feitelijke situatie (werkelijke dieraantallen). In dat geval kan bij alle alternatieven de stikstofdepositie toenemen ten opzichte van deze referentie. Aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel als gevolg van het voornemen is daarmee niet uitgesloten.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij deze m.e.r. met name vanuit bodem, water en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2301

Structuurvisie Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2010.

Burgemeester en wethouders van Katwijk willen een in 2007 vastgestelde ‘Brede structuurvisie’ formaliseren als Structuurvisie in de zin van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Er is sprake van plan-m.e.r.-plicht omdat de structuurvisie kaderstellende besluiten zal bevatten voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, zoals een nieuwe jachthaven en de transformatie van een bedrijventerrein. Ook kunnen significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet op voorhand worden uitgesloten.

De Notitie reikwijdte en detailniveau geeft goed weer wat de inhoud van het MER zou moeten zijn. Ook de Commissie adviseert:
– het MER te richten op de nieuwe grote activiteiten, waarover de Structuurvisie kaderstellende besluiten vastlegt;
– daarnaast de gezamenlijk effecten aan te geven van alle nieuwe ontwikkelingen in de gemeente, dus ook van die activiteiten waarvoor al een m.e.r.-procedure is of wordt doorlopen;
– het accent te leggen op natuur en verkeer (inclusief verkeersafgeleide effecten).

Hierdoor ontstaat een totaalbeeld van hetgeen op dit moment op het gemeentelijk grondgebied speelt en wordt het maken van integrale afwegingen mogelijk.

Bij de toetsing constateert de Commissie dat het MER de essentiële informatie bevat voor de besluitvorming. Zij geeft naar aanleiding van de Passende beoordeling nog enkele aandachtspunten mee voor de vervolgprocedures.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer over reikwijdte en detailniveau voor het MER en toetste het MER in het bijzonder vanuit natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2282

A12-BRAVO projecten 3, 4, 6ab, 6c en 8 te Woerden

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008-2010.

De activiteit betreft de aanleg van een tweestrooks regionale weg van de A12 (Nieuwerbrug/Waarder) naar bedrijventerrein Middelland in Woerden, een tweestrooks regionale weg van de nieuwe A12-aansluiting (Woerden-Oost) westwaarts en direct ten noorden van de A12, een westelijke randweg om Harmelen en een verbindingsweg ten oosten van Harmelen.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie tijdens de toetsing van het milieueffectrapport (MER) A12-Bravo projecten 3, 6ab en 8 te Woerden in 2008, hebben de initiatiefnemer en het bevoegd gezag besloten om het adviesverzoek voor het MER in te trekken. Voor de A12-Bravo projecten 3, 4, 6ab, 6c en 8 is vervolgens een nieuw geactualiseerd milieueffectrapport opgesteld. Het MER laat zien dat de alternatieven (projectcombinaties 1 en 2) leiden tot een betere bereikbaarheid en leefbaarheid voor westelijk Woerden en Harmelen, maar dat de grootste knelpunten (zoals die op de Europabaan) blijven bestaan. De effecten op verkeersveiligheid en barrièrewerking zijn met name kwalitatief uitgewerkt maar voldoende om de alternatieven te beoordelen op doelbereik. De verdere uitwerking en inrichting van de afzonderlijke deelprojecten vraagt naast het MER een meer gedetailleerde verkeersanalyse om de exacte omvang en locaties van knelpunten, de effecten van congestie op de luchtkwaliteit en eventuele mitigerende maatregelen in kaart te brengen. Robbert de Vries toetste het MER vanuit de werkgroep van de Cmer op aspecten als bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1611

Inrichtingsplan Olst-Wesepe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2010.

De provincie Overijssel heeft voor het landinrichtingsgebied Olst-Wesepe een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is een voortvloeisel uit het reconstructieplan Salland-Twente (dat in september 2004 door Provinciale Staten is vastgesteld) en een nadere uitwerking in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG).

De Commissie heeft in haar advies over de reikwijdte en het detailniveau voor het MER onder andere de aanbevelingen gedaan om:
– alle lopende en komende procedures en plannen in het kader van de inrichting van dit gebied en het MER goed op elkaar af te stemmen;
– de beleidsruimte voor de ontwikkelingen in het inrichtingsplan helder in beeld te brengen en op te stellen alternatieven daarop te baseren;
– met een zogenaamde omgekeerde benadering de milieueffecten van het voornemen in beeld te brengen;
– monitoring en evaluatie zo in te richten, dat eventueel bijsturing mogelijk is.

In het MER staat de essentiële informatie om het milieubelang volwaardig mee te kunnen laten wegen in de besluitvorming over het inrichtingsplan mits bij de herziening van de bestemmingsplannen of bij het vaststellen van de uitvoeringsmodules van het inrichtingsplan de volgende aspecten worden verduidelijkt:
• de effecten op de relevante Natura 2000-gebieden;
• de wijze waarop wordt aangesloten op de doelstellingen en maatregelen van het Intergemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan;
• hoe de provinciale omgevingsvisie/verordening (bijvoorbeeld de taakstelling EHS) wordt uitgewerkt;
• op welke wijze rekening gehouden wordt met de wezenlijke waarden en kenmerken van landschap, cultuurhistorie (waaronder archeologie).

Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij het advies over reikwijdte en detailniveau en de toetsing van het plan-MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2107

Structuurvisie Rijnenburg

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De gemeente Utrecht heeft een structuurvisie voor het gebied Rijnenburg vastgesteld. Deze structuurvisie voorziet in 7000 woningen, waterberging, een regionaal groengebied, recreatie en bedrijven. Bijzonder is de aandacht voor landschappelijke inpassing en de maatregelen voor behoud van het veen door een daarop gericht waterbeheer in dit veenweidegebied.

Voor de besluitvorming over de structuurvisie in de gemeenteraad van Utrecht is een plan-MER opgesteld. Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de toetsing van het plan-MER bij de structuurvisie Rijnenburg, in het bijzonder ten aanzien van hydrologie en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2331

Inrichtingsplan De Kleine Beerze

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De Bestuurscommissie De Kleine Beerze wil een inrichtingsplan laten vaststellen en uitvoeren voor het gebied de Kleine Beerze, het beekdal begrensd tussen Vessem en Middelbeers. Doelstelling is het realiseren van een robuuste ecologische verbinding, met herstel van leefgebied voor plant- en diersoorten. De Commissie voor de milieueffectrapportage beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het op te stellen milieueffectrapport:
• inzicht in de ecologische samenhang van het inrichtingsplan met ‘structuurvisie de Levende Beerze’ ;
• een realistische inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur op basis van een beknopte landschapsecologische systeemvisie;
• de effecten van het voornemen op de Natura 2000-gebieden Kempenland-West en Kampina & Oisterwijkse vennen.
Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij de advisering vanuit landinrichting, bodem, water en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2404

Gebiedsontwikkeling Oude Willem (Ooststellingwerf/Westerveld)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Een stuurgroep voorgezeten door de Provincie Fryslân heeft het voornemen om het hydrologisch systeem van het Drents Friese Wold te herstellen door de landbouwenclave ‘Oude Willem’ om te vormen tot natuur. Een milieueffectrapport moet de planvorming voor de inrichting het gebied ondersteunen. Bevoegd gezag voor deze procedure zijn Gedeputeerde Staten van de provincies Fryslân (coördinatie) en Drenthe.
In haar richtlijnenadvies vraagt de Commissie om de projectdoelen en hun hiërarchie en het beoordelingskader waarmee het doelbereik wordt gemeten, helder te beschrijven. Ook moet duidelijk zijn hoe de alternatieven worden opgebouwd en hoe ze zich verhouden tot de projectdoelen. Tenslotte moet het MER de effecten op de natuur beschrijven in de vorm van een voortoets.
Robbert de Vries was betrokken bij het opstellen van het advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2423

Aardgas+ De Wijk, Drenthe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) heeft het voornemen om door de injectie met stikstof de resterende hoeveelheid aardgas uit het gasveld ‘De Wijk’ te winnen. Dit gasveld ligt tussen Koekange en Echten in de gemeente De Wolden. Voor de productie van de benodigde stikstof wordt een luchtscheidingsinstallatie gerealiseerd. Ook zijn een aantal nieuwe putten en transportleidingen nodig. Voor de realisatie van het voornemen zijn verschillende vergunningen nodig en moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. De Commissie adviseerde in haar richtlijnenadvies om in het MER in ieder geval aandacht te besteden aan:

* de verwachte bodemdaling door de verlengde gaswinning en de gevolgen daarvan, voor met name de waterhuishouding;
* de wijze waarop de bodemdaling gemonitord en vergeleken wordt met de criteria hiervoor en, indien van toepassing, op welke wijze ingegrepen kan worden als de bodemdaling ontoelaatbaar dreigt te worden;
* de risico’s van lekkage van stikstof, inclusief de wijze waarop de risico’s worden voorkomen en beheerst;
* de (milieu)effecten van de luchtscheidingsinstallatie (geluid en externe veiligheid) en de landschappelijke inpassing van nieuwe locaties en luchtscheidingsinstallatie.

Bij de toetsing van het MER was de Commissie van oordeel dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen in de besluitvorming over de bestemmingsplannen en Omgevingsvergunning. Op basis van het MER constateert de Commissie dat:

* in de huidige situatie maximaal 8 cm bodemdaling is opgetreden;
* bij continuering van de huidige winning tot circa 2020 er maximaal 12 cm bodemdaling optreedt (referentiesituatie);
* de alternatieven ‘stikstofinjectie’ en ‘diepe compressie’ op het aspect bodemdaling niet onderscheidend zijn, voor beide alternatieven voorziet het MER een extra bodemdaling van maximaal 12 cm. Deze alternatieven zijn wel onderscheidend op het aspect ‘energieopbrengst’.

Uit het MER blijkt ook dat de veiligheidsrisco’s zowel van de locaties als van de aardgasleidingen ruimschoots voldoen aan wettelijke grenswaarden (voor het plaatsgebonden risico) en aan oriënterende waarden (voor het groepsrisico).

Robbert de Vries was binnen de Cmer betrokken bij de advisering, met name op de aandachtsvelden bodem, water, natuur en landschap.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2410

Wilg-plan Noordrand Midden

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Het Waterschap Brabantse Delta wil het gebied Noordrand Midden herinrichten. In het gebied liggen natte natuurparels die ook als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn aangewezen. Voor de realisatie van natte natuurparels is een andere invulling van de waterhuishouding nodig. Deze moet robuuster worden zonder dat de landbouw overlast door vernatting ondervindt.

Richtlijnenfase
De Commissie beschouwt de onderstaande punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport

– een integrale landschapsecologische systeemanalyse waarin cultuurhistorie, de ontwikkeling van het landschap en hydrologie zijn meegenomen;
– een realistische inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur en landschap;
– een specificatie van de doelen die ten grondslag liggen aan de alternatieven en in welke mate deze doelen bereikt worden.

Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij het richtlijnenadvies. Hij adviseerde met name over landinrichting, bodem, water en natuur.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2429

Health en Wellness Werfhout, gemeente Montferland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Werfhout VOF i.o. heeft het voornemen om een recreatie- en gezondheidspark te ontwikkelen nabij de zandwinlocatie bij Didam. Er zullen o.a. 250 recreatiewoningen en gezondheidsgerelateerde functies worden ontwikkeld. Het park zal naar verwachting een omvang hebben van 50 hectare.

Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de m.e.r. betrokken bij het richtlijnenadvies, met name vanuit hydrologie en ecologie.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2434