Kustversterking Noorderstrand bij Renesse

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

Het Waterschap Scheldestromen wil de primaire waterkering bij het Noorderstrand versterken zodat deze 50 jaar voldoet aan de geldende normen, rekening houdend met de huidige inzichten in de effecten van zeespiegelrijzing. Het dagelijks bestuur van het Waterschap is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het daarvoor benodigde projectplan.

Het Noorderstrand is gelegen aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen en bevindt zich ten oosten van Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) en ten westen van de Brouwersdam. Dit strand is voorzien van een smalle duinstrook, die onder beheer valt van het Waterschap Scheldestromen. Het natuurgebied in het plangebied (de Zoeten en Zouten Haard) is in beheer bij en in eigendom van Staatsbosbeheer.

Omdat de kustversterking een lengte heeft van minder dan 5 km is geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Mede gezien het feit dat het project is gelegen in de Natura 2000-gebieden ‘Voordelta’ en ‘Kop van Schouwen’ (en een passende beoordeling wordt opgesteld), heeft het Waterschap besloten om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Er is voor gekozen om een gecombineerde plan/project-MER op te stellen en daarbij de procedure voor project-m.e.r. te doorlopen.

De Commissie voor de m.e.r. signaleert bij toetsing van het MER enkele tekortkomingen, die zij essentieel vindt voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. Het gaat daarbij om:
. gebrek aan inzicht in de autonome ontwikkeling, waardoor een onderbouwing van de noodzaak voor het voornemen vanuit veiligheid onvoldoende kan worden gegeven en de volgende alternatieven onvoldoende op relevantie kunnen worden beoordeeld:
. een nulplus-alternatief (waarin met gerichte beheermaatregelen ontwikkelingen in de bank- en slenkmorfologie van het strand die voor de hoogwaterveiligheid ongewenst zijn, tijdig en doeltreffend kunnen worden gekeerd);
. variant 1b (zeewaartse oplossing, duinverzwaring + suppletie strand);
. de beschrijving van de compenserende maatregelen voor de natuur in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Flora- en faunawetgeving.

De Commissie adviseert in het uitgebrachte toetsingsadvies om het MER op deze punten aan te vullen, alvorens een besluit over het voornemen te nemen. Het bevoegd gezag heeft naar aanleiding daarvan aangegeven dat aanvullende informatie zal worden verzameld ten aanzien van:
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de voorkomende habitattypen in het plangebied;
. morfologisch onderzoek naar de autonome ontwikkeling;
. nieuwe resultaten van onderzoek naar de waterkwaliteit in het gebied.

Het bevoegd gezag heeft de Commissie m.e.r. gevraagd deze aanvullende informatie te toetsen op het moment dat deze beschikbaar is. Op dat moment zal de Commissie een aanvullend toetsingsadvies uitbrengen.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage, met name vanuit het aandachtsveld natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2503

Structuurvisie FlorijnAs, Assen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Assen heeft het voornemen om een bestaande noord-zuidroute door de stad op te waarderen om de bereikbaarheid van de stad te verbeteren en ruimtelijke ontwikkelingen langs de route mogelijk te maken. Om te kunnen besluiten over de realisatie van deze ontwikkelingen worden een structuurvisie en een plan-MER opgesteld.

Yvonne adviseerde vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage over reikwijdte en detailniveau van het op te stellen MER. In haar advies vraagt de Commissie om de vormgeving en inrichting van de weg en de consequenties van deze aanpassingen voor het stedelijk netwerk van verbindingen in beeld te brengen. Verder moet het MER de samenhang tussen de geplande ruimtelijke ontwikkelingen beschrijven, de (milieu-)randvoorwaarden die voor die ontwikkelingen gelden, de onzekerheden in de uitvoering en de mogelijkheden voor fasering. Tenslotte moeten ook de (cumulatieve) effecten op de leefbaarheid zichtbaar gemaakt worden die het gevolg zijn van wijzigingen in verkeerspatronen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2522

Bestemmingsplan Cantineweg Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010 2011.

De gemeente Katwijk heeft het voornemen de Cantineweg opnieuw in gebruik te nemen als tijdelijke verbinding tussen de Westerbaan en de Meeuwenlaan in afwachting van realisering van een permanente nieuwe verbinding. Dit tijdelijke gebruik wordt in een bestemmingsplan vastgelegd. Het gebruik als verbindingsweg was tussen 25 augustus 2004 en 25 augustus 2009 geregeld met een tijdelijke vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan. Toen de vrijstelling via deze procedure niet kon worden verlengd, is de weg als doorgaande route afgesloten.

Omdat significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebied niet bij voorbaat kan worden uitgesloten, wordt de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.

De Commissie adviseerde in haar advies over de reikwijdte en detailniveau in het MER in te gaan op:
de vraag in hoeverre het voornemen de verkeersproblemen (tijdelijk) oplost en of er alternatieve oplossingen zijn die beter scoren;
te verwachten wijzigingen in de verkeersstromen en de effecten daarvan voor geluid, luchtkwaliteit en natuur.
Wanneer significante gevolgen voor de Natura 2000 niet kunnen worden uitgesloten, moest het MER een Passende beoordeling bevatten.

De Commissie heeft de m.e.r.-procedure met een positief toetsingsadvies afgesloten. Zij adviseert bij het bestemmingsplan aan te geven hoe de beheermaatregelen die nodig zijn in het Natura 2000-gebied, zijn geborgd. Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de toetsing van het MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2465

Structuurvisie en bestemmingsplan buitengebied Barneveld

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De gemeente Barneveld wil de plannen die zij heeft met haar buitengebied vastleggen in een structuurvisie en een bestemmingsplan. Het gaat onder andere om een schaalvergroting in de veehouderij. Robbert de Vries was vanuit de Commissie voor de m.e.r. betrokken bij de toetsing van het MER, met name op de gebieden bodem, water, natuur en landelijk gebied.

Artikel uit ‘Barneveld Vandaag’ 09 jun 2011 MER-commissie: ‘zuiver vergelijken’

BARNEVELD – Barneveld moet zich niet rijk rekenen als het om uitbreidingsruimte voor de landbouw gaat. Daarvoor waarschuwt de Commissie voor de Milieueffectrapportage in haar advies voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied.
Het bestemmingsplan Buitengebied moet op zuivere gegevens berusten.
Het bestemmingsplan Buitengebied moet op
zuivere gegevens berusten.

In het Milieu Effect Rapport (MER) moeten de milieugevolgen van een nieuw bestemmingsplan worden afgezet tegen de bestaande situatie. Het is daarbij essentieel, wat precies met wat vergeleken wordt.
Zo blijkt in de praktijk de gemiddelde veebezetting bij boeren bedrijven om uiteenlopende redenen zo’n 34 procent lager te zijn dan waarvoor vergunning is verleend.
De MER-commissie wijst er echter op, dat daar in de emissierechten al rekening mee is gehouden.
Verder moeten de gevolgen van een bestemmingsplan altijd gemeten worden aan het ‘worst case-scenario’. De maximaal mogelijke milieugevolgen moeten dus worden beoordeeld. Het is dus zinniger om de oude en de nieuwe situatie beide vanuit de maximale mogelijkheden te vergelijken.

Tot slot wijst de MER-commissie op de mogelijke gevolgen van recreatie. Gelet moet worden op versnippering van leefgebied en kwetsbare leefgebieden van zeldzame diersoorten. In de vergelijking van huidige en nieuwe situatie mogen illegale activiteiten niet worden meegenomen.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2534

Partiële herziening Provinciale Structuurvisie 2011, provincie Zuid-Holland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2011.

De provincie Zuid-Holland bereidt een herziening van de provinciale structuurvisie (PSV) voor, waarmee onder andere uitbreiding van glastuinbouwgebied bij Nieuwkoop mogelijk wordt gemaakt. Het MER laat zien dat er negatieve gevolgen voor het landschap van het Groene Hart te verwachten zijn. Gevolgen voor water en natuur zijn nog afhankelijk van de nadere uitwerking.

Toetsing van het MER
Het MER gaat alleen in op de effecten van de uitbreiding van het glastuinbouwgebied. Van de overige onderdelen van het plan is na een eerste analyse geconcludeerd dat geen nadere beschouwing van milieueffecten nodig is. De Commissie vindt dat het MER voldoende informatie voor de besluitvorming bevat. De effectbeoordeling is beknopt en kwalitatief. Daarbij heeft de Commissie enkele kanttekeningen. Deze leiden niet tot andere conclusies, maar wel tot aandachtspunten voor het vervolg. Verder adviseert de Commissie om in het definitieve plan te verduidelijken waarom de betreffende locatie is aangewezen voor uitbreiding van glastuinbouwgebied en hoe met de uitgifte daarvan wordt omgegaan.

Reikwijdte en detailniveau
De Commissie vindt het essentieel dat het MER de volgende informatie bevat:
. beschrijving van de onderdelen van de partiële herziening en onderbouwing van de keuze om deze wel of niet in het MER op te nemen;
. inzicht in de gevolgen voor Natura 2000-gebieden, op basis van een Passende Beoordeling;
. beschrijving van de planonderdelen glastuinbouwgebied Nieuwkoop en Recreatievisie Goeree-Overflakkee, mogelijke alternatieven daarvoor en de effecten daarvan.

Robbert de Vries adviseerde vanuit de Commissie voor de m.e.r., met name over bodem, water, natuur en landelijk gebied.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2535

Advisering Vermilion Oil & Gas Netherlands

In opdracht van Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. via DHV B.V., in 2010.

Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. heeft het voornemen proefboringen te doen en gas te winnen nabij Follega en Delfstrahuizen. In het gebied bestaat onrust en verzet tegen het voornemen omdat de bevolking vreest voor bodemdaling en dientengevolge schade aan bebouwing en landerijen. Robbert de Vries adviseert via DHV B.V. aan de directie van Vermilion ten behoeve van voorlichting en milieueffectrapportage.

Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2010.

De Provincie Zuid-Holland stelt een structuurvisie op voor de periode tot 2020. In de structuurvisie wordt een (integrale) afweging gemaakt voor de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland. Daarvoor wordt de plan-m.e.r.-procedure gevolgd. De provincie heeft de intentie de reikwijdte van het plan-MER te verruimen naar een ‘duurzame ontwikkelingsbeoordeling’. Dat wil zeggen dat niet alleen de gevolgen voor het milieu worden beoordeeld, maar ook sociaal-culturele en economische gevolgen. Bovendien worden ook effecten op langere termijn (2040) en elders (buiten de provincie Zuid-Holland) bij de beoordeling betrokken.

Uit het MER blijkt dat voor veel thema’s is gekozen voor voortzetting van bestaand beleid. Deels zijn keuzes op de onderzoeksagenda geplaatst. Daardoor zijn verschillen tussen alternatieven in het MER klein. Duurzaamheidsambities werken nog nauwelijks door in beleidskeuzes, maar kunnen in het vervolg wel een belangrijke rol spelen.
De effecten van de alternatieve beleidsscenario’s zijn in het MER op basis van expert judgement bepaald. De onderbouwing van de effectscores is niet altijd navolgbaar.
In het MER ontbrak een passende beoordeling, waardoor de gevolgen van de keuzes die in de PSV worden gemaakt voor Natura 2000-gebieden onvoldoende duidelijk waren. In een aanvulling op het MER is een globale passende beoordeling opgenomen, die inzicht geeft in de mogelijke risico’s voor Natura 2000-gebieden. De Commissie deelt niet de conclusie dat uit deze globale inventarisatie blijkt dat de effecten op Natura 2000-gebieden beperkt zijn.

Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij de advisering over reikwijdte en detailniveau en de toetsing van het MER, met name met betrekking tot aspecten als landelijk gebied, bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2117

Plan-MER Buitengebied Salland

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2010.

De gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte stellen in samenwerking ieder een nieuw bestemmingsplan op voor hun buitengebieden. Omdat deze drie bestemmingsplannen kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten (intensieve veehouderij) en omdat mogelijk een passende beoordeling volgens de natuurbeschermingswet 1998 moet worden opgesteld, wordt voor deze bestemmingsplannen gezamenlijk een plan-m.e.r.-procedure doorlopen. Bevoegd gezag voor deze procedure zijn de gemeenteraden van de bovengenoemde gemeenten.

Richtlijnenfase:
De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport :
– een beschrijving van de referentiesituaties;
– een beschrijving van de alternatieven die mogelijk zijn binnen de beschikbare milieugebruiksruimte en de overige randvoorwaarden;
– de effecten van de emissie van geur, fijn stof en verzurende/vermestende stoffen;
– de maximaal mogelijke effecten van de activiteit op natuur, zoals depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden en de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

In het geval significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten, dient een passende beoordeling in het MER te worden opgenomen.

Toetsingsfase:
Tijdens de toetsing van het MER heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Commisse voor de m.e.r. (verder te noemen de Commissie) en de Sallandse gemeenten. Daarin heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat naar haar oordeel het MER op een aantal onderdelen onvolledig is. Naar aanleiding hiervan hebben de gemeenten een aanvulling aangeleverd op de volgende punten:
• de referentiesituatie;
• effecten op Natura 2000-gebieden en een passende beoordeling;
• het aandeel rundveehouderij;
• de AMvB Huisvesting;
• navolgbaarheid van enkele berekeningen;
• mitigerende maatregelen landschap.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming over het bestemmingsplan in het MER en de aanvulling tezamen aanwezig is. De Commissie onderschrijft echter de conclusie uit de passende beoordeling niet.

In de aanvulling worden de ontwikkelingen van de dieraantallen over de jaren inzichtelijk gemaakt. Ook worden opnieuw conclusies getrokken over de effecten op Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel. Bij deze conclusies worden de alternatieven vergeleken met de huidige, vergunde, situatie (vergunde dieraantallen). Uit de Natuurbeschermingswet volgt echter dat moet worden vergeleken met de feitelijke situatie (werkelijke dieraantallen). In dat geval kan bij alle alternatieven de stikstofdepositie toenemen ten opzichte van deze referentie. Aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden Boetelerveld en Uiterwaarden IJssel als gevolg van het voornemen is daarmee niet uitgesloten.

Robbert de Vries was vanuit de Commissie betrokken bij deze m.e.r. met name vanuit bodem, water en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2301

Structuurvisie Katwijk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009 2010.

Burgemeester en wethouders van Katwijk willen een in 2007 vastgestelde ‘Brede structuurvisie’ formaliseren als Structuurvisie in de zin van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Er is sprake van plan-m.e.r.-plicht omdat de structuurvisie kaderstellende besluiten zal bevatten voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, zoals een nieuwe jachthaven en de transformatie van een bedrijventerrein. Ook kunnen significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet op voorhand worden uitgesloten.

De Notitie reikwijdte en detailniveau geeft goed weer wat de inhoud van het MER zou moeten zijn. Ook de Commissie adviseert:
– het MER te richten op de nieuwe grote activiteiten, waarover de Structuurvisie kaderstellende besluiten vastlegt;
– daarnaast de gezamenlijk effecten aan te geven van alle nieuwe ontwikkelingen in de gemeente, dus ook van die activiteiten waarvoor al een m.e.r.-procedure is of wordt doorlopen;
– het accent te leggen op natuur en verkeer (inclusief verkeersafgeleide effecten).

Hierdoor ontstaat een totaalbeeld van hetgeen op dit moment op het gemeentelijk grondgebied speelt en wordt het maken van integrale afwegingen mogelijk.

Bij de toetsing constateert de Commissie dat het MER de essentiële informatie bevat voor de besluitvorming. Zij geeft naar aanleiding van de Passende beoordeling nog enkele aandachtspunten mee voor de vervolgprocedures.

Yvonne van Manen adviseerde vanuit de Cmer over reikwijdte en detailniveau voor het MER en toetste het MER in het bijzonder vanuit natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2282

Waterberging Diesdonk

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2009-2010.

Het Waterschap Aa en Maas heeft het voornemen op het punt waar de Astense Aa in de Aa stroomt een waterberging te realiseren om daarmee wateroverlast in het benedenstroomse stedelijk gebied te voorkomen. Om deze waterberging mogelijk te maken gaan de gemeenten Asten, Deurne en Helmond het bestemmingsplan aanpassen.

In de richtlijnenfase adviseerde de Commissie om in het MER in ieder geval de volgende informatie op te nemen:
* een heldere (kwantitatieve) probleemschets;
* een onderbouwing van de locatiekeuze voor de waterberging;
* de effecten (in positieve en negatieve zin) op de ecologische hoofdstructuur (EHS);
* de mate waarin de andere wateropgaven (uit onder meer de Kaderrichtlijn water) en nevendoelstellingen ten aanzien van natuur, recreatie en cultuurhistorie worden meegenomen en invulling krijgen;
* de mogelijkheden om aan te sluiten bij landschapsvormen en cultuurhistorische waarden in het gebied en hoe deze zouden kunnen worden versterkt.

Bij de toetsing van het MER was de Commissie van oordeel dat in het MER de essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in de besluitvorming. De Commissie constateert dat het MER de bandbreedte van milieueffecten voldoende in beeld brengt en de locatiekeuze voor de waterberging voldoende onderbouwd is. Het MER geeft echter geen inzicht in de uiteindelijke samenstelling van het mma. Omdat de verschillende onderdelen en maatregelen (en hun effecten) van het mma wel in het MER zijn beschreven acht de Commissie dit geen essentiële tekortkoming. Zij acht het echter wel raadzaam om voor de besluitvorming over de bestemmingsplannen de samenstelling van het mma, en de effectvergelijking met de andere alternatieven op toegankelijke wijze te presenteren.

Robbert de Vries was als lid van de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, met name op het gebied van bodem en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2192

A12-BRAVO projecten 3, 4, 6ab, 6c en 8 te Woerden

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008-2010.

De activiteit betreft de aanleg van een tweestrooks regionale weg van de A12 (Nieuwerbrug/Waarder) naar bedrijventerrein Middelland in Woerden, een tweestrooks regionale weg van de nieuwe A12-aansluiting (Woerden-Oost) westwaarts en direct ten noorden van de A12, een westelijke randweg om Harmelen en een verbindingsweg ten oosten van Harmelen.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie tijdens de toetsing van het milieueffectrapport (MER) A12-Bravo projecten 3, 6ab en 8 te Woerden in 2008, hebben de initiatiefnemer en het bevoegd gezag besloten om het adviesverzoek voor het MER in te trekken. Voor de A12-Bravo projecten 3, 4, 6ab, 6c en 8 is vervolgens een nieuw geactualiseerd milieueffectrapport opgesteld. Het MER laat zien dat de alternatieven (projectcombinaties 1 en 2) leiden tot een betere bereikbaarheid en leefbaarheid voor westelijk Woerden en Harmelen, maar dat de grootste knelpunten (zoals die op de Europabaan) blijven bestaan. De effecten op verkeersveiligheid en barrièrewerking zijn met name kwalitatief uitgewerkt maar voldoende om de alternatieven te beoordelen op doelbereik. De verdere uitwerking en inrichting van de afzonderlijke deelprojecten vraagt naast het MER een meer gedetailleerde verkeersanalyse om de exacte omvang en locaties van knelpunten, de effecten van congestie op de luchtkwaliteit en eventuele mitigerende maatregelen in kaart te brengen. Robbert de Vries toetste het MER vanuit de werkgroep van de Cmer op aspecten als bodem, water, natuur en landschap.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1611

Inrichtingsplan Olst-Wesepe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2010.

De provincie Overijssel heeft voor het landinrichtingsgebied Olst-Wesepe een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is een voortvloeisel uit het reconstructieplan Salland-Twente (dat in september 2004 door Provinciale Staten is vastgesteld) en een nadere uitwerking in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG).

De Commissie heeft in haar advies over de reikwijdte en het detailniveau voor het MER onder andere de aanbevelingen gedaan om:
– alle lopende en komende procedures en plannen in het kader van de inrichting van dit gebied en het MER goed op elkaar af te stemmen;
– de beleidsruimte voor de ontwikkelingen in het inrichtingsplan helder in beeld te brengen en op te stellen alternatieven daarop te baseren;
– met een zogenaamde omgekeerde benadering de milieueffecten van het voornemen in beeld te brengen;
– monitoring en evaluatie zo in te richten, dat eventueel bijsturing mogelijk is.

In het MER staat de essentiële informatie om het milieubelang volwaardig mee te kunnen laten wegen in de besluitvorming over het inrichtingsplan mits bij de herziening van de bestemmingsplannen of bij het vaststellen van de uitvoeringsmodules van het inrichtingsplan de volgende aspecten worden verduidelijkt:
• de effecten op de relevante Natura 2000-gebieden;
• de wijze waarop wordt aangesloten op de doelstellingen en maatregelen van het Intergemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan;
• hoe de provinciale omgevingsvisie/verordening (bijvoorbeeld de taakstelling EHS) wordt uitgewerkt;
• op welke wijze rekening gehouden wordt met de wezenlijke waarden en kenmerken van landschap, cultuurhistorie (waaronder archeologie).

Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij het advies over reikwijdte en detailniveau en de toetsing van het plan-MER.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2107

Ontpoldering Noordwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2006-2010.

Rijkswaterstaat onderzoekt de mogelijkheden voor de ontpoldering van de Noordwaard in de gemeente Werkendam. Deze ontpoldering is één van de maatregelen uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Voor de ontpoldering wordt de rijksprojectenprocedure gevolgd, waarvoor de Minister van Verkeer en Waterstaat (coördinerend) bevoegd gezag is. Voor het besluit is een milieueffectrapport (MER) opgesteld.

De Commissie voor de m.e.r. vraagt in het MER in het bijzonder aandacht te geven aan:

* in hoeverre de alternatieven scoren op hun doelbereik;
* welke fysieke ingrepen in het gebied noodzakelijk zijn voor de verschillende alternatieven en de gevolgen voor de sedimentatie-/erosie(processen) als gevolg van de waterafvoer en stromingen in het gebied onder gemiddelde en maatgevende omstandigheden beschrijven;
* welke gevolgen de alternatieven hebben voor de bestaande natuurwaarden en het landschap en welke natuur- en landschappelijke waarden worden ontwikkeld, nu en op de langere termijn.

Op 23 oktober 2007 is een aanvullende startnotitie ter inzage gelegd en is de Commissie gevraagd om te adviseren over aanvullende richtlijnen. De aanvullende startnotitie gaat specifiek in op het tweede hoofdpunt: omgaan met grond. Voor het afgraven van grond is mogelijk een ontgrondingvergunningnodig. Voor het gebruik van grond elders in het gebied is mogelijk – afhankelijk van de kwaliteit van de grond – een Wm-vergunning nodig. Op hoofdlijnen waren deze onderwerpen al opgenomen in de startnotitie en richtlijnen uit 2006. Voor de juridische zekerheid heeft Rijkswaterstaat gekozen hiervoor een aanvullende startnotitie ter inzage te leggen en zal bevoegd gezag aanvullende richtlijnen vaststellen.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is. De projectdoelen staan duidelijk verwoord en er wordt bij alle alternatieven op een goede manier teruggekoppeld in welke mate sprake is van doelrealisatie. De Commissie heeft op een tweetal onderdelen aanbevelingen voor de besluitvorming. Als eerste adviseert de Commissie de optimalisaties die hebben plaatsgevonden bij de ontwikkeling van het voorkeursalternatief (vka) vanuit het alternatief kleine compartimenten en de ontwerpvisie helderder weer te geven. Ten tweede adviseert de Commissie de robuustheid van de alternatieven in relatie tot mogelijke toekomstige opgaven voor veiligheid explicieter aan te geven.

Yvonne van Manen adviseerde bij deze m.e.r. met name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1754

A27 Lunetten-Hooipolder

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2007 2010.

Rijkswaterstaat heeft het voornemen de capaciteit van de A27 tussen de knooppunten Lunetten (bij Utrecht) en Hooipolder (bij Breda) uit te breiden. Voor de besluitvorming wordt de verkorte Tracéwet procedure doorlopen. De procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor de A27 Lunetten-Hooipolder is in twee fasen opgesplitst.

De Commissie beschouwde in 2007 in de Richtlijnen de volgende punten als essentiële informatie in het MER:
* Een goede en actuele beschrijving en onderbouwing van de probleem- en doelstelling;
* Een heldere beschrijving van de procedure, en de criteria die daarbinnen gebruikt worden bij de keuzes tussen alternatieven;
* Een beschrijving van de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen in de omgeving en de samenhang daarvan met de A27;
* De effecten van de verschillende alternatieven en varianten op het milieu, met name de effecten op luchtkwaliteit, geluidsbelasting, natuur- en landschappelijke waarden.

Gezien het grote aantal uiteenlopende inrichtingsmogelijkheden adviseerde de Commissie om een inspraakmoment voor publiek en instanties in te lassen voordat een voorkeursalternatief wordt bepaald.

In 2010 heeft een tussentijdse toetsing van het MER 1e fase plaatsgevonden door de Commissie. Na eerste toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat de essentiële informatie in het MER ontbrak. Het betrof informatie in de analyse van de verkeersproblemen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft daarom een aanvulling opgesteld en deze ter toetsing voorgelegd. De Commissie is van mening dat in het MER 1e fase en de aanvulling daarop de essentiële informatie aanwezig is om reeds een keuze voor één of meerdere voorkeursalternatieven voor de 2e fase te maken.

Op basis van het MER 1e fase en de aanvulling daarop concludeert de Commissie dat:
* de problemen voldoende zijn beschreven in de verkeersanalyse. Hiermee is een goede onderbouwing van de alternatieven gegeven;
* de MKBA niet volledig is en dat op basis van deze informatie geen conclusies kunnen worden getrokken;
* de onderzoeken van de milieueffecten goed zijn uitgewerkt in het MER. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de verbreding van de A27 een forse ingreep is met negatieve effecten voor natuur, landschap, geluid, luchtkwaliteit, cultuurhistorie, archeologie en water.

De Commissie sluit het advies af met aanbevelingen voor de tweede fase. Daarbij gaat zij in op de onderwerpen:
* geluid;
* luchtkwaliteit;
* gezondheid;
* klimaat.

Yvonne van Manen was als lid van de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de advisering, met name vanuit natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1979

Project Waterdunen

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2005-2010.

Met het plan “Waterdunen” beogen de initiatiefnemers (Provincie Zeeland, gemeente Sluis, Stichting het Zeeuws Landschap en Molecaten BV) de noodzakelijke kustverbetering te combinateren met ontwikkeling van natuur- en recreatiegebied met een oppervlakte van circa 300 hectare.

Ten behoeve van de besluitvorming over de kustversterking en de herinrichting van het gebied is de m.e.r.-procedure gevolgd. In het richtlijnenadvies in 2006 heeft de Commissie aandacht gevraagd voor een nadere uitwerking van het ontwerp en het beheer van het “gecontroleerd intergetijdegebied” en de effecten op veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, bodem en water, natuur, landschap en cultuurhistorie, en hinder.

De Commissie heeft in 2007 een positief toetsingsadvies uitgebracht over het MER, met de kanttekening dat de modelberekeningen voor de te handhaven dynamiek in het gebied nog onzekerheden bevatten. De Commissie beval aan om bij de uitwerking van het ontwerp op basis van gedetailleerdere berekeningen aan te tonen dat de benodigde dynamiek in de praktijk haalbaar is, danwel voldoende flexibiliteit kent.

Omdat het uiteindelijke inrichtingsplan afwijkt van de alternatieven in het MER en er nieuwe uitgangspunten voor verkeersintensiteiten in het studiegebied gelden is ten behoeve van het provinciaal inpassingsplan in 2010 een aanvullend MER opgesteld. De Commissie is van mening dat het aanvullend MER voldoende informatie voor de besluitvorming bevat. Hieruit blijkt dat het inrichtingsplan voor natuur en recreatie positief of neutraal scoort ten opzichte van de oorspronkelijke alternatieven. Het inrichtingsplan leidt volgens het aanvullend MER wel op een aantal wegen tot extra verkeer en daardoor tot extra geluidhinder. De Commissie adviseert om bij verdere besluitvorming alert te zijn op toename van sluipverkeer en aan te geven welke extra verkeers- en geluidmaatregelen (voor zover nodig) worden genomen.

Yvonne van Manen was betrokken bij de adviseringen met name vanuit het aandachtsveld natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1682

Structuurvisie Rijnenburg

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De gemeente Utrecht heeft een structuurvisie voor het gebied Rijnenburg vastgesteld. Deze structuurvisie voorziet in 7000 woningen, waterberging, een regionaal groengebied, recreatie en bedrijven. Bijzonder is de aandacht voor landschappelijke inpassing en de maatregelen voor behoud van het veen door een daarop gericht waterbeheer in dit veenweidegebied.

Voor de besluitvorming over de structuurvisie in de gemeenteraad van Utrecht is een plan-MER opgesteld. Yvonne van Manen was vanuit de Commissie voor de milieueffectrapportage betrokken bij de toetsing van het plan-MER bij de structuurvisie Rijnenburg, in het bijzonder ten aanzien van hydrologie en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2331

Reconstructie N356 Centrale As, kanaalverlegging Prinses Margrietkanaal te Burgum

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Reconstructie van de N356/N913 Dokkum-Veenwouden-Burgum-Nijega/Garyp tot een autoweg met een 100 km per uur regiem. Omlegging van het Prinses Margrietkanaal bij de kruising met de Centrale As.

In 2005 had de Commissie voor de milieueffectrapportage een toetsingsadvies over het MER uitgebracht, waarin zij constateerde dat op enkele punten essentiële informatie in het MER ontbrak. De tekortkomingen betroffen het meest milieuvriendelijke alternatief, verkeer, ecohydrologische effecten, cultuurhistorie, geluid en de samenvatting. Daarop heeft de provincie Fryslan het MER aangevuld. In de aanvulling (november 2009) worden de milieueffecten van de omlegging van het Prinses Margrietkanaal bij de kruising met de Centrale As nader in beeld gebracht. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor de besluitvorming in de aanvulling aanwezig is. De Commissie adviseert bij de vervolgbesluitvorming over de wijze waarop de grond zal worden afgevoerd en het kanaal zal worden gegraven rekening te houden met eventuele hinder en overlast en mogelijke mitigerende maatregelen. Yvonne van Manen was vanuit de Cmer betrokken bij de aanvullende toetsing, met name vanuit natuur en water.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1166

Inrichtingsplan De Kleine Beerze

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De Bestuurscommissie De Kleine Beerze wil een inrichtingsplan laten vaststellen en uitvoeren voor het gebied de Kleine Beerze, het beekdal begrensd tussen Vessem en Middelbeers. Doelstelling is het realiseren van een robuuste ecologische verbinding, met herstel van leefgebied voor plant- en diersoorten. De Commissie voor de milieueffectrapportage beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het op te stellen milieueffectrapport:
• inzicht in de ecologische samenhang van het inrichtingsplan met ‘structuurvisie de Levende Beerze’ ;
• een realistische inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur op basis van een beknopte landschapsecologische systeemvisie;
• de effecten van het voornemen op de Natura 2000-gebieden Kempenland-West en Kampina & Oisterwijkse vennen.
Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij de advisering vanuit landinrichting, bodem, water en natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2404

Gebiedsontwikkeling Oude Willem (Ooststellingwerf/Westerveld)

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

Een stuurgroep voorgezeten door de Provincie Fryslân heeft het voornemen om het hydrologisch systeem van het Drents Friese Wold te herstellen door de landbouwenclave ‘Oude Willem’ om te vormen tot natuur. Een milieueffectrapport moet de planvorming voor de inrichting het gebied ondersteunen. Bevoegd gezag voor deze procedure zijn Gedeputeerde Staten van de provincies Fryslân (coördinatie) en Drenthe.
In haar richtlijnenadvies vraagt de Commissie om de projectdoelen en hun hiërarchie en het beoordelingskader waarmee het doelbereik wordt gemeten, helder te beschrijven. Ook moet duidelijk zijn hoe de alternatieven worden opgebouwd en hoe ze zich verhouden tot de projectdoelen. Tenslotte moet het MER de effecten op de natuur beschrijven in de vorm van een voortoets.
Robbert de Vries was betrokken bij het opstellen van het advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport.


Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2423

Aardgas+ De Wijk, Drenthe

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2010.

De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) heeft het voornemen om door de injectie met stikstof de resterende hoeveelheid aardgas uit het gasveld ‘De Wijk’ te winnen. Dit gasveld ligt tussen Koekange en Echten in de gemeente De Wolden. Voor de productie van de benodigde stikstof wordt een luchtscheidingsinstallatie gerealiseerd. Ook zijn een aantal nieuwe putten en transportleidingen nodig. Voor de realisatie van het voornemen zijn verschillende vergunningen nodig en moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. De Commissie adviseerde in haar richtlijnenadvies om in het MER in ieder geval aandacht te besteden aan:

* de verwachte bodemdaling door de verlengde gaswinning en de gevolgen daarvan, voor met name de waterhuishouding;
* de wijze waarop de bodemdaling gemonitord en vergeleken wordt met de criteria hiervoor en, indien van toepassing, op welke wijze ingegrepen kan worden als de bodemdaling ontoelaatbaar dreigt te worden;
* de risico’s van lekkage van stikstof, inclusief de wijze waarop de risico’s worden voorkomen en beheerst;
* de (milieu)effecten van de luchtscheidingsinstallatie (geluid en externe veiligheid) en de landschappelijke inpassing van nieuwe locaties en luchtscheidingsinstallatie.

Bij de toetsing van het MER was de Commissie van oordeel dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen in de besluitvorming over de bestemmingsplannen en Omgevingsvergunning. Op basis van het MER constateert de Commissie dat:

* in de huidige situatie maximaal 8 cm bodemdaling is opgetreden;
* bij continuering van de huidige winning tot circa 2020 er maximaal 12 cm bodemdaling optreedt (referentiesituatie);
* de alternatieven ‘stikstofinjectie’ en ‘diepe compressie’ op het aspect bodemdaling niet onderscheidend zijn, voor beide alternatieven voorziet het MER een extra bodemdaling van maximaal 12 cm. Deze alternatieven zijn wel onderscheidend op het aspect ‘energieopbrengst’.

Uit het MER blijkt ook dat de veiligheidsrisco’s zowel van de locaties als van de aardgasleidingen ruimschoots voldoen aan wettelijke grenswaarden (voor het plaatsgebonden risico) en aan oriënterende waarden (voor het groepsrisico).

Robbert de Vries was binnen de Cmer betrokken bij de advisering, met name op de aandachtsvelden bodem, water, natuur en landschap.

https://www.commissiemer.nl/adviezen/2410