In opdracht van de Faunabeheereenheid, 2015-heden.
De FBE-Fryslân is een door de Provincie erkend samenwerkingsverband bestaande uit vertegenwoordigers van agrariërs, jagers en terreinbeherende organisaties. De taken van een FBE zijn vastgelegd in de Wet natuurbescherming. De twee kerntaken zijn:
Het opstellen, evalueren en actualiseren van het Faunabeheerplan Fryslân (Fbp-Fryslân)
Het ondersteunen van de uitvoering van het faunabeheer zoals dat is vastgelegd in het Fbp-Fryslân.
Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de landbouw, de jacht, de terreinbeherende organisaties, het Friesch Particulier Grondbezit, het Kollektiven Beried Fryslân en een onafhankelijk voorzitter.
Robbert de Vries vervult de rol van secretaris. Peter de Vries beheert het Fauna Registratie Systeem.
In opdracht van Staatsbosbeheer Regio Noord, mede namens Agrarisch Belang Terschelling, LTO-noord en de Wildbeheereenheid Terschelling, 2019
Standganzen zijn ganzen die in NW Europa broeden en daar jaarrond
verblijven; dit in tegenstelling tot trekganzen die in arctische streken
broeden en alleen in NW Europa overwinteren. Het aantal standganzen is sinds de eeuwwisseling sterk
toegenomen op Terschelling. De
grote aantallen veroorzaken landbouwschade in de polder en hebben in het
natuurgebied negatieve effecten op instandhoudingsdoelen door
eutrofiëring van voedselarme natte duinvalleien (Natura 2000) en de kans op
herbesmetting met de uitgebreid bestreden exoot watercrassula. Dit leidt tot
grote maatschappelijke schadeposten.
De Aanpak Standganzen Terschelling heeft als doel om de schade
die standganzen op het eiland aanrichten te verminderen. Voortzetting van bestaande maatregelen, zoals
het prikken van eieren en het schieten van ganzen is nodig, maar deze
maatregelen zijn onvoldoende gebleken om de toenemende aantallen standganzen en
de toenemende schade tot staan te brengen. Daarvoor is ook uitbreiding van deze
maatregelen op andere locaties en in andere periodes van het jaar nodig en zijn
ook nieuwe activiteiten noodzakelijk. Niet één afzonderlijke maatregel kan tot
het beoogde resultaat leiden, maar alleen een uitgebalanceerd pakket aan
maatregelen kan de aanpak van de standganzen tot een succes maken en hiervoor
is eendrachtige samenwerking tussen partijen nodig. Bovengenoemde
partijen hebben daarom deze Aanpak Standganzen samen
opgesteld en met elkaar afspraken gemaakt over de uitvoering. Deze wordt
jaarlijks geëvalueerd en op basis daarvan kan de uitvoering bijgesteld worden.
Een aantal activiteiten kan gevolgen hebben voor instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden op en om Terschellingen en deze zijn daarom in een voortoets getoetst aan de Wet Natuurbescherming.
In
opdracht van Staatsbosbeheer Regio Noord, mede namens Vereniging Agrarisch
Natuurbeheer en Ganzenopvang Ameland, Wildbeheereenheid
Ameland, Rijkswaterstaat, Het Vennoot, Stichting Golfbaan Ameland, Vogelwacht
Hollum-Ballum en Vogelwacht Nes-Buren, 2018-2019
Het aantal
standganzen (op Ameland broedende ganzen) neemt voortdurend toe, wat leidt tot
schade aan de landbouw en negatieve effecten op de natuur. Er is een groot
aantal geschikte broedplekken, zowel in de polder en de kwelder als in de
duinen. Grazen doen de ganzen op het eiwitrijke gras in de polder. De polder is
van 1 november tot 1 juni ten behoeve van trekganzen aangewezen als
foerageergebied. Standganzen profiteren daar in deze maanden mee van de daar
geldende bescherming van de trekganzen. Na 1 juni mogen de ganzen verjaagd en
geschoten worden, maar de mogelijkheden hiervoor zijn, zeker in het
toeristenseizoen, beperkt.
Om op het eiland te komen tot een integrale en breed gedragen aanpak om schade door standganzen te verminderen hebben bovengenoemde partijen met elkaar afspraken gemaakt die hebben geleid tot de Aanpak Standganzen. Om de standganzenpopulatie terug te dringen zijn naast voortzetting van de bestaande activiteiten ook nieuwe activiteiten nodig in de polder, in de overgangszone van duinen naar polder en in de duinen. Het betreft het uitbreiden van mogelijkheden voor afschot en het prikken van eieren.
Omdat de
nieuwe activiteiten geen ‘bestaand gebruik’ zijn volgens het beheerplan Natura
2000 Duinen Ameland moesten deze getoetst worden aan de Wet Natuurbescherming.
Geconcludeerd is dat als de verschillende activiteiten conform de gemaakte afspraken en gedragsregels worden uitgevoerd de instandhoudingsdoelstellingen en de kwaliteit van de habitats niet verslechteren en dat geen verstoring optreedt van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Jaarlijks wordt de voortgang van de Aanpak Standganzen geëvalueerd.
Konijnen, zijn belangrijk bij de realisatie van de
instandhoudingsdoelen van het Natura
2000 gebied Duinen Terschelling. Door begrazing en graven zorgen zij
mede voor de instandhouding van de grijze duinen en hun holen zijn een
belangrijke broedplek voor tapuiten. De
grijze duinen zijn ook voor de blauwe kiekendief en de velduil zeer belangrijk
als broedgebied. Jonge konijnen zijn hierbij prooi voor de blauwe kiekendief. Konijnen
kunnen door graven echter ook gevaarlijke situaties en schade veroorzaken bij zomerhuisjes, infrastructuur, gewassen
en pootletsel bij vee. Dit
leidde in het verleden tot een faunabeheer van konijnen gericht op het
voorkomen van schade. Sinds januari 2016 is dit niet meer toegestaan door een
uitspraak van de Raad van State.
Staatsbosbeheer
wil, zonder dat de instandhoudingsdoelen negatief beïnvloed worden, als goede
nabuur en beheerder, schade en
overlast voorkomen. Daarvoor is voor konijnenafschot een voortoets opgesteld.
De vraag rees
daarbij wat de gewenste konijnendichtheid is voor het bereiken van de Natura
2000 doelstellingen. Die is in het Beheerplan Natura 2000 Duinen Terschelling
niet gekwantificeerd. Wel is het zo dat de duinbeheerders in Nederland en ook op
Terschelling graag zo groot mogelijke, gezonde populaties willen ten behoeve
van de instandhoudingsdoelen. Ziektes zijn de afgelopen jaren de belangrijkste
factor geweest die de omvang van konijnenpopulaties bepaalde. De ontwikkeling
van immuniteit tegen ziektes en aanvullend het faciliteren van de konijnen door
de verruiging terug te dringen die ontstaat als de konijnen zelf met te weinig
zijn om de vegetaties kort te houden, zijn factoren die de populaties weer toe
kunnen laten nemen in aantal. Afschot in het najaar op konijnen heeft bij
een gezonde konijnenpopulatie geen effect op de populatie die aan de
voortplanting deelneemt. Maar als de konijnenstand laag is door ziekte kan afschot
meer effect hebben op de populatie, omdat dan ieder dier dat immuniteit
verwerft van belang is. Hiertoe is als onderdeel van dit project een methode ontwikkeld
om aantallen konijnen op basis van transect tellingen te relateren aan de
ontwikkeling van de instandhoudingsdoelen. Staatsbosbeheer laat de schadebestrijding
op het konijn stoppen als de populatiestand door ziekte laag is.
Bij deze werkwijze is geconcludeerd dat afschot de instandhoudingsdoelstellingen en de kwaliteit van de habitats niet verslechtert en dat de soorten waarvoor het gebied is aangewezen niet verstoord worden.
De populatie standvogels van grauwe ganzen neemt op
Terschelling toe. Er is schade aan vegetaties van vochtige valleien en schade
aan duinlanden verpacht aan veehouders in de duinen. Dit leidde tot de wens om de populatie standganzen van de grauwe gans
allereerst te stabiliseren en zo mogelijk terug te dringen. Het huidige beheer helpt onvoldoende.
Ondanks de mogelijkheden om eieren te schudden, afschot van koppelvormende
ganzen in het natuurgebied en afschot van standganzen in de polders buiten
Natura 2000 blijven de standganzen in aantal toenemen.
Staatsbosbeheer
schat in dat minimaal 300 exemplaren grauwe ganzen per jaar binnen het Natura
2000-gebied Duinen Terschelling geschoten moet worden om de aanwas te
compenseren. De aanwezige Canadese ganzen, Nijlganzen en
boerenganzen/soepganzen worden tegelijkertijd geschoten. Op trekganzen,
waaronder de rotgans, die in kleine aantallen de duinen bezoeken, wordt niet
geschoten.
Uit de voortoets
blijkt dat de aanpak van de activiteit de instandhoudingsdoelstellingen en de
kwaliteit van de habitats in het gebied niet verslechtert en dat geen mogelijk
significant verstorend effect optreedt op de soorten waarvoor het gebied is
aangewezen. Uitgesloten kan worden dat deze activiteit leidt tot verslechtering
van de natuurlijke habitats en soorten in het Natura 2000-gebied, ook in
cumulatie met andere activiteiten. Het niet toenemen of zelfs
verminderen van de jaarlijkse last aan eutrofiërende stoffen in het voedselarme
duinsysteem en minder begrazing door ganzen
is een positief effect.
De Provincie Fryslân heeft ingestemd met deze conclusie en een bestuurlijk rechtsoordeel afgegeven dat voor deze activiteit een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet nodig is.
In opdracht van de Commissie voor de milieueffectrapportage, 2015-2016
De provincie Zuid-Holland wil de Randweg Waddinxveen aanleggen (Vredenburghlaan, Bentwoudlaan en de Verlengde Beethovenlaan). Voordat de gemeenteraad van Waddinxveen over de bestemmingsplannen besluit, onderzoekt de Provincie Zuid-Holland eerst de milieugevolgen van dat plan in een milieueffectrapport. In eerder advies constateerde de Commissie dat in het rapport nog belangrijke milieu informatie ontbrak. De Provincie heeft het rapport laten aanpassen en de gemeente heeft de Commissie opnieuw om advies gevraagd. Yvonne van Manen was betrokken bij de advisering vanuit haar kennis van natuur en landschap. https://www.commissiemer.nl/adviezen/3054
In opdracht van de Commissie voor de milieueffectrapportage, 2015
Het Hoogreemraadschap Hollands Noorderkwartier wil de Waddenzeedijk op Texel versterken en heeft hiervoor een dijkversterkingsplan voor een groot aantal dijksecties opgesteld. Om de besluitvorming te ondersteunen met milieuinformatie is een milieueffectrapport opgesteld. Robbert de Vries was betrokken bij de toetsing vanuit zijn kennis van natuur en landschap.
In opdracht van de Commissie voor de milieueffectrapportage, 2015
De gemeente Ede wil nieuwe woningen bouwen in de Veluwse Poort (Ede-Oost). Om deze nieuwe woonwijk goed te ontsluiten en de drukte op verschillende bestaande wegen aan te pakken wil de gemeente Ede een nieuwe weg aanleggen, de Parklaan. Hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. De milieugevolgen van dit plan zijn in een milieueffectrapport onderzocht. Yvonne van Manen was betrokken bij de toetsing van het MER vanuit haar kennis van natuur en landschap.
In opdracht van Faunabeheereenheid Fryslân, 2014-2015
In 2014 hebben Provinciale Staten de nota ‘Fryske Guozzeoanpak 2014’ vastgesteld. Doel is om schade door met name winterganzen jaarlijks te verlagen met 5 – 10% en daarmee te komen tot een maatschappelijk geaccepteerde schadehoogte. Daarbij wordt rekening gehouden met de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties. Een sterke reductie van het aantal zomerganzen en het instellen van foerageergebieden voor winterganzen was eerder al vastgelegd in de notitie ‘Gans in Balans’. Aansluitend is door de provincie aan de Faunabeheereenheid verzocht om een bestrijdingsprotocol op te stellen. Robbert de Vries heeft dit voor de FBE gedaan. Tijdens het proces bleek dat een generiek bestrijdingsprotocol met name voor de jagers een brug te ver was. Daarom zijn vervolgens gebied specifieke maatwerkplannen gemaakt waarin de schadebestrijding rond belangrijke slaapplaatsen voor ganzen en rond Natura 2000-gebieden geregeld is.
In opdracht van Vitens, samen met Hunzebreed, 2014
Vitens wil de grondwaterwinning bij
Nij Beets met 3 miljoen m3 per jaar uitbreiden tot 6,5 miljoen m3 per jaar. Mogelijke
locaties zijn die van de huidige winning (A) tussen de Leppedyk en de
Janssenstichting en een nieuwe locatie (B) ten noorden van de zandwinplas aan
de Beetsterweg, zie figuur 1. Daarbij wil Vitens negatieve effecten op de
omgeving beperken en significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied
Van Oordt’s Mersken voorkomen door verhoging van het peil van de zandwinplas, een
goede keuze van winningsdiepte, locatie van putten en door aanpassing van de
waterhuishouding in de omgeving. Vitens participeert daartoe in een
gebiedsontwikkeling. In dat kader zijn effecten van maatregelen hydrologisch
onderzocht. Deze hydrologische effecten zijn in een voortoets vertaald naar
ecologische effecten en beoordeeld op gevolgen voor het Natura 2000-gebied Van
Oordt’s Mersken.
Figuur 1. Kaart omgeving Nij Beets met locaties huidige
grondwaterwinning (A) en mogelijke uitbreiding (B)
Mogelijke beïnvloeding door het
voornemen gaat via het diepe grondwater. Bij de uitbreiding van de waterwinning
wordt diep grondwater onttrokken onder de keileem. De zandwinplas heeft de
keileem doorbroken, waardoor het peilbeheer in de plas eveneens van invloed is
op de stijghoogte van het diepe grondwater.
Figuur 2. Beekdal Koningsdiep met Rome, de Mersken en
de Hege Geasten. Schematische weergave van de (vroegere) grondwaterstromen en
de positie van de habitattypen, zie rode lijnen: 1 Vochtige heiden, 2
Heischrale graslanden, 3 Blauwgraslanden. 4 Dotterbloemhooiland (geen
instandhoudingsdoel); uit conceptadvies OBN Koningsdiep, naar Altenburg & Wymenga, 2014.
Van Oordt’s Mersken bestaat uit het dal van het Koningsdiep waar keileem in meer of mindere mate ontbreekt en oplopende flankgebieden waar wel keileem aanwezig is, zie figuur 2. In het beekdal is een duidelijke interactie aanwezig tussen het freatische grondwater en het diepe grondwater. Op de beekdalflanken liggen in samenhang met de keileem lokale watersystemen die veel minder beïnvloed worden door stijghoogteveranderingen van het diepe grondwater. Daar waar de weerstand van de keileem relatief groot is, kunnen op plekken waar regenwater stagneert vochtige heiden tot ontwikkeling komen. Veranderingen van de stijghoogte van het diepe grondwater hebben vermoedelijk heel weinig tot geen effect op het lokale grondwatersysteem.
Het voornemen kent twee
locatiealternatieven voor uitbreiding van de grondwaterwinning, A (huidige
locatie) en B (nieuwe locatie ten noorden van de zandwinplas) en daarnaast een
groot aantal varianten ten aanzien van het in te stellen peil op de
zandwinplas, zie figuur 3. Hoe hoger het peil van de zandwinplas, des te groter
het positieve effect op de stijghoogte van het diepe grondwater onder het
Natura 2000 gebied. Op grond van de effectbeschrijving, aangevuld met
expert judgement, is de beoordeling van alternatieven en varianten
weergegeven.
In deze voortoets is op grond van
beschikbare informatie onderzocht welke combinaties realistisch zijn, dat wil
zeggen welke combinaties een significant negatief effect op het Natura 2000
gebied uitsluiten. Daarmee wordt de bandbreedte aan mogelijke alternatieven en
varianten ingeperkt.
Figuur 3. Alternatieven en varianten
Bij alleen uitbreiding van de
waterwinning ten zuiden van de zandwinplas op de huidige locatie A valt, gezien
de uitkomsten van de huidige grondwatermodellering, significante schade
op heischrale graslanden, blauwgraslanden en op de kemphaan niet uit te
sluiten. Bij uitbreiding in combinatie met een zodanig hoger plaspeil dat de
stijghoogte van het diepe grondwater onder het Natura 2000-gebied volgens de
huidige berekeningen niet afneemt maar substantieel toeneemt, treedt geen
schade door het voornemen op. De noodzakelijke verhoging van het peil van de
zandwinplas blijkt bij uitbreiding op locatie A groter dan bij locatie B.
Geconcludeerd mag worden dat bij de keuze van een juiste combinatie van grondwaterwinning en plaspeilverhoging, aangevuld met een optimale inrichting van de winning (inrichting puttenveld, de ligging t.o.v. de zandwinplas en de diepte van de winputten), er verschillende alternatieven mogelijk zijn, waarbij significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied zijn uit te sluiten.
In opdracht van Waterschap Hunze en Aa’s, 2014-2015
Waterschap Hunze en Aa’s stelt voor de periode 2016-2021 een nieuw Beheerprogramma op als opvolger van het Waterbeheerplan 2010-2015. Daarbij kwam de vraag naar voren of dit beheerprogramma plan-m.e.r.-plichtig is. Ingenieursbureau De Overlaat heeft daartoe samen met medewerkers van waterschap Hunze en Aa’s het beheerprogramma getoetst aan de regelgeving voor milieueffectrapportage en aan de Natuurbeschermingswet.
Geconcludeerd is:
Het beheerprogramma is niet kaderstellend voor
m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, wanneer conform het advies voor de
Waddendijk in het ontwerp Beheerplan wordt uitgegaan van regulier onderhoud en
herstel.
Er is bij het beheerprogramma geen passende
beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet nodig als de werkwijze rond
beekpeilverhoging door bodemophoging in de Drentsche Aa conform het advies
opgenomen wordt.
In het verlengde hiervan kan geconcludeerd
worden dat ook een plan-m.e.r. niet nodig is.
Geadviseerd is de resultaten van deze toetsing voor te leggen aan de provincies die bevoegd gezag zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet.
In opdracht van de Commissie voor de milieueffectrapportage, 2014
De provincie Drenthe wil de landbouwenclave Oude Willem in het Nationale Park Drents-Friese Wold omvormen tot natuur. Dit houdt onder andere in dat sloten worden gedempt, dat de drainage wordt verwijderd en dat een deel van de gronden een andere functie krijgen. Voorafgaand aan het besluit hierover zijn de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport. De Provincie Drenthe heeft de Commissie gevraagd het rapport te toetsen. Robbert de Vries was vanuit zijn hydrologische expertise betrokken bij de advisering.
Het oorspronkelijke milieueffectrapport gaf een goed beeld van het totaalpakket aan maatregelen in het Park, zoals het (gedeeltelijke) stopzetten van de waterwinning in Terwisscha. De Commissie miste echter inzicht in de netto bijdrage van de herinrichting van de Oude Willem aan het natuurherstel. Verder waren de inrichtingsalternatieven en het voorkeursplan van de provincie niet goed met elkaar vergeleken. De Commissie adviseerde om dit in een aanvulling op het rapport uit te werken. De provincie heeft dit advies overgenomen.
Het aangevulde milieueffectrapport geeft een goed beeld van de bijdrage van de herinrichting van de Oude Willem aan het natuurherstel in het Nationale Park Drents-Friese Wold. Zo laat het rapport duidelijk zien hoe de grondwaterstand wijzigt in de verschillende inrichtingsalternatieven. Omdat de effecten van de ingrepen in de waterhuishouding erg onzeker zijn, beveelt de Commissie aan om duidelijk aan te geven wat het nagestreefde eindresultaat is en hoe de provincie de ontwikkelingen wil opvolgen en, als dat nodig is, wil bijsturen.
De Raekt Investments B.V. wil de voormalige proefboerderij ‘Praktijkcentrum Cranendonck’ en het gebied daar omheen in de gemeente Cranendonck ombouwen en uitbreiden tot de recreatief toeristische trekker ‘Hof van Cranendonck’. Gedacht wordt aan onder andere een hotel, congres- en vergaderzalen, theater, restaurant en evenemententerrein. Om dit mogelijk te maken wordt een bestemmingsplan opgesteld. Omdat meer dan 250.000 bezoekers per jaar worden verwacht, wordt ter ondersteuning van de besluitvorming over het bestemmingsplan een milieueffectrapport opgesteld.
Yvonne van Manen was betrokken bij de advisering door de Commissie voor de milieueffectrapportage vanuit haar expertise voor natuur.
In opdracht van Faunabeheereenheid Fryslân, in 2013-2014.
De Flora- en faunawet beschermt inheemse diersoorten. Het is verboden deze soorten opzettelijk te verontrusten, te vangen of te doden. Tegelijkertijd erkent de wet ook belangen die uitzonderingen mogelijk maken op de bescherming, namelijk populatiebeheer, schadebestrijding en jacht. Ingrijpen mag alleen als geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Preventie gaat voor schadebestrijding en verjagen boven doden. Het moet bovendien effectief zijn. Dat gaat het beste als het verjagen, vangen of doden van dieren planmatig en gecoördineerd gebeurt. Daarvoor dient een faunabeheerplan. Een planmatige aanpak biedt een betere waarborg voor de instandhouding van populaties dan wanneer elke grondgebruiker of jachthouder afzonderlijk, ieder voor zijn eigen gebied, het beheer voert. Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van de provincie. Robbert de Vries heeft voor de Faunabeheereenheid Fryslân het faunabeheerplan 2014-2019 opgesteld.
De Jong Export Marrum BV wil het in 1948 opgeblazen slot van Tiefenau opnieuw opbouwen en het samen met de nog bestaande bijgebouwen en gronden herinrichten als hotel met onder meer vakantiewoningen en een golfbaan. Het projectgebied overlapt deels met en grenst aan beschermde Natura2000-gebieden en een Landschaftsschutzgebiet. Voor het project wordt door een Duits projectteam een milieueffectrapport (Umweltvertraglichkeitsprüfung) en een passende beoordeling (Kernprüfung) opgesteld. Aan Robbert de Vries is gevraagd om een second opinion te geven.
Verplaatsing en nieuwbouw van schapenhouderij Rogaar en kennel van border collies Visser. Het bedrijf beheert het Natura 2000-gebied Witterveld met schapen en Galloway-runderen en doet ook aan stadsbegrazing voor de gemeente Assen. Robbert de Vries verzorgde de procedurele begeleiding van de bedrijfsverplaatsing, de aanvraag van vergunningen en voerde een natuurtoets uit.
In opdracht van Provincie Groningen, in 2012-2013.
Formuleren en begeleiden van onderzoek om de toenemende aantallen broedende ganzen en daarmee de toename van schade aan landbouw en natuur beheersbaar te maken.