In opdracht van Vitens, samen met Hunzebreed, 2014
Vitens wil de grondwaterwinning bij Nij Beets met 3 miljoen m3 per jaar uitbreiden tot 6,5 miljoen m3 per jaar. Mogelijke locaties zijn die van de huidige winning (A) tussen de Leppedyk en de Janssenstichting en een nieuwe locatie (B) ten noorden van de zandwinplas aan de Beetsterweg, zie figuur 1. Daarbij wil Vitens negatieve effecten op de omgeving beperken en significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Van Oordt’s Mersken voorkomen door verhoging van het peil van de zandwinplas, een goede keuze van winningsdiepte, locatie van putten en door aanpassing van de waterhuishouding in de omgeving. Vitens participeert daartoe in een gebiedsontwikkeling. In dat kader zijn effecten van maatregelen hydrologisch onderzocht. Deze hydrologische effecten zijn in een voortoets vertaald naar ecologische effecten en beoordeeld op gevolgen voor het Natura 2000-gebied Van Oordt’s Mersken.
Figuur 1. Kaart omgeving Nij Beets met locaties huidige grondwaterwinning (A) en mogelijke uitbreiding (B)
Mogelijke beïnvloeding door het voornemen gaat via het diepe grondwater. Bij de uitbreiding van de waterwinning wordt diep grondwater onttrokken onder de keileem. De zandwinplas heeft de keileem doorbroken, waardoor het peilbeheer in de plas eveneens van invloed is op de stijghoogte van het diepe grondwater.
Figuur 2. Beekdal Koningsdiep met Rome, de Mersken en de Hege Geasten. Schematische weergave van de (vroegere) grondwaterstromen en de positie van de habitattypen, zie rode lijnen: 1 Vochtige heiden, 2 Heischrale graslanden, 3 Blauwgraslanden. 4 Dotterbloemhooiland (geen instandhoudingsdoel); uit conceptadvies OBN Koningsdiep, naar Altenburg & Wymenga, 2014.
Van Oordt’s Mersken bestaat uit het dal van het Koningsdiep waar keileem in meer of mindere mate ontbreekt en oplopende flankgebieden waar wel keileem aanwezig is, zie figuur 2. In het beekdal is een duidelijke interactie aanwezig tussen het freatische grondwater en het diepe grondwater. Op de beekdalflanken liggen in samenhang met de keileem lokale watersystemen die veel minder beïnvloed worden door stijghoogteveranderingen van het diepe grondwater. Daar waar de weerstand van de keileem relatief groot is, kunnen op plekken waar regenwater stagneert vochtige heiden tot ontwikkeling komen. Veranderingen van de stijghoogte van het diepe grondwater hebben vermoedelijk heel weinig tot geen effect op het lokale grondwatersysteem.
Het voornemen kent twee locatiealternatieven voor uitbreiding van de grondwaterwinning, A (huidige locatie) en B (nieuwe locatie ten noorden van de zandwinplas) en daarnaast een groot aantal varianten ten aanzien van het in te stellen peil op de zandwinplas, zie figuur 3. Hoe hoger het peil van de zandwinplas, des te groter het positieve effect op de stijghoogte van het diepe grondwater onder het Natura 2000 gebied. Op grond van de effectbeschrijving, aangevuld met expert judgement, is de beoordeling van alternatieven en varianten weergegeven.
In deze voortoets is op grond van beschikbare informatie onderzocht welke combinaties realistisch zijn, dat wil zeggen welke combinaties een significant negatief effect op het Natura 2000 gebied uitsluiten. Daarmee wordt de bandbreedte aan mogelijke alternatieven en varianten ingeperkt.
Figuur 3. Alternatieven en varianten
Bij alleen uitbreiding van de waterwinning ten zuiden van de zandwinplas op de huidige locatie A valt, gezien de uitkomsten van de huidige grondwatermodellering, significante schade op heischrale graslanden, blauwgraslanden en op de kemphaan niet uit te sluiten. Bij uitbreiding in combinatie met een zodanig hoger plaspeil dat de stijghoogte van het diepe grondwater onder het Natura 2000-gebied volgens de huidige berekeningen niet afneemt maar substantieel toeneemt, treedt geen schade door het voornemen op. De noodzakelijke verhoging van het peil van de zandwinplas blijkt bij uitbreiding op locatie A groter dan bij locatie B.
Geconcludeerd mag worden dat bij de keuze van een juiste combinatie van grondwaterwinning en plaspeilverhoging, aangevuld met een optimale inrichting van de winning (inrichting puttenveld, de ligging t.o.v. de zandwinplas en de diepte van de winputten), er verschillende alternatieven mogelijk zijn, waarbij significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied zijn uit te sluiten.
Meer informatie: