In opdracht van Commissie m.e.r., in 2008 2010.
De Provincie Zuid-Holland stelt een structuurvisie op voor de periode tot 2020. In de structuurvisie wordt een (integrale) afweging gemaakt voor de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland. Daarvoor wordt de plan-m.e.r.-procedure gevolgd. De provincie heeft de intentie de reikwijdte van het plan-MER te verruimen naar een ‘duurzame ontwikkelingsbeoordeling’. Dat wil zeggen dat niet alleen de gevolgen voor het milieu worden beoordeeld, maar ook sociaal-culturele en economische gevolgen. Bovendien worden ook effecten op langere termijn (2040) en elders (buiten de provincie Zuid-Holland) bij de beoordeling betrokken.
Uit het MER blijkt dat voor veel thema’s is gekozen voor voortzetting van bestaand beleid. Deels zijn keuzes op de onderzoeksagenda geplaatst. Daardoor zijn verschillen tussen alternatieven in het MER klein. Duurzaamheidsambities werken nog nauwelijks door in beleidskeuzes, maar kunnen in het vervolg wel een belangrijke rol spelen.
De effecten van de alternatieve beleidsscenario’s zijn in het MER op basis van expert judgement bepaald. De onderbouwing van de effectscores is niet altijd navolgbaar.
In het MER ontbrak een passende beoordeling, waardoor de gevolgen van de keuzes die in de PSV worden gemaakt voor Natura 2000-gebieden onvoldoende duidelijk waren. In een aanvulling op het MER is een globale passende beoordeling opgenomen, die inzicht geeft in de mogelijke risico’s voor Natura 2000-gebieden. De Commissie deelt niet de conclusie dat uit deze globale inventarisatie blijkt dat de effecten op Natura 2000-gebieden beperkt zijn.
Robbert de Vries was vanuit de Cmer betrokken bij de advisering over reikwijdte en detailniveau en de toetsing van het MER, met name met betrekking tot aspecten als landelijk gebied, bodem, water, natuur en landschap.
Meer informatie: