Ontpoldering Noordwaard

In opdracht van Commissie m.e.r., in 2006-2010.

Rijkswaterstaat onderzoekt de mogelijkheden voor de ontpoldering van de Noordwaard in de gemeente Werkendam. Deze ontpoldering is één van de maatregelen uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Voor de ontpoldering wordt de rijksprojectenprocedure gevolgd, waarvoor de Minister van Verkeer en Waterstaat (coördinerend) bevoegd gezag is. Voor het besluit is een milieueffectrapport (MER) opgesteld.

De Commissie voor de m.e.r. vraagt in het MER in het bijzonder aandacht te geven aan:

* in hoeverre de alternatieven scoren op hun doelbereik;
* welke fysieke ingrepen in het gebied noodzakelijk zijn voor de verschillende alternatieven en de gevolgen voor de sedimentatie-/erosie(processen) als gevolg van de waterafvoer en stromingen in het gebied onder gemiddelde en maatgevende omstandigheden beschrijven;
* welke gevolgen de alternatieven hebben voor de bestaande natuurwaarden en het landschap en welke natuur- en landschappelijke waarden worden ontwikkeld, nu en op de langere termijn.

Op 23 oktober 2007 is een aanvullende startnotitie ter inzage gelegd en is de Commissie gevraagd om te adviseren over aanvullende richtlijnen. De aanvullende startnotitie gaat specifiek in op het tweede hoofdpunt: omgaan met grond. Voor het afgraven van grond is mogelijk een ontgrondingvergunningnodig. Voor het gebruik van grond elders in het gebied is mogelijk – afhankelijk van de kwaliteit van de grond – een Wm-vergunning nodig. Op hoofdlijnen waren deze onderwerpen al opgenomen in de startnotitie en richtlijnen uit 2006. Voor de juridische zekerheid heeft Rijkswaterstaat gekozen hiervoor een aanvullende startnotitie ter inzage te leggen en zal bevoegd gezag aanvullende richtlijnen vaststellen.

De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is. De projectdoelen staan duidelijk verwoord en er wordt bij alle alternatieven op een goede manier teruggekoppeld in welke mate sprake is van doelrealisatie. De Commissie heeft op een tweetal onderdelen aanbevelingen voor de besluitvorming. Als eerste adviseert de Commissie de optimalisaties die hebben plaatsgevonden bij de ontwikkeling van het voorkeursalternatief (vka) vanuit het alternatief kleine compartimenten en de ontwerpvisie helderder weer te geven. Ten tweede adviseert de Commissie de robuustheid van de alternatieven in relatie tot mogelijke toekomstige opgaven voor veiligheid explicieter aan te geven.

Yvonne van Manen adviseerde bij deze m.e.r. met name over natuur.

Meer informatie:

https://www.commissiemer.nl/adviezen/1754